503
Volkomen terecht wordt er op bldz. 23 op gewezen, dat bij de niet-
Europeesche compagnieën de Europeesche korporaals, als niet wenschelijk
■voor de krijgstucht, moeten verdwijnen; behalve op de dikwijls moeie-
lijko verhouding tusschen de Inlandsche sergeanten en de Europeesche
korporaals zal aan dit denkbeeld ook wel ten grondslag liggen het aan
nemen der mogelijkheid om verschillende diensten, thans door de Euro
peesche korporaals verricht, aan Inlandsche sergeanten op te dragen; eenigs-
zins vreemd schijnt daartegenover wel het ongunstig oordeel, op bldz. 40
over het Inlandsche kader uitgesproken. Dat oordeel is naar onze mee
ning te ongunstig, maar onverklaarbaar is het in allen gevalle hoe de
Schr. daar kan zeggen dat het slechte gehalte van het Inlandsch kader
hem gebracht heeft tot het voorstel bldz. 23 om den korporaalsrang
voor de Inlanders te doen vervallen, terwijl daar over de Europeesche
korporaals wordt gehandeldof moet hier aan een vergissing worden ge
dacht en moet voor „Inlanders" gelezen worden „Europeanen"? Doch
ook dan is de redeneering niet helder, daar het toch wel niet de bedoe
ling kan zijn, Inlandsche soldaten in eens den graad van sergeant te
verleenen.
Het Inlandsch kader laat inderdaad te wenschen over, maar verdient
niet het ongunstig oordeel, dat daarover maar al te dikwijls wordt geveld
dat oordeel vindt dikwijls zijn grond in gebrek aan bekendheid en be
langstelling, in het niet kunnen omgaan met Inlanders, in vooringenomen
heid. waardoor velen er toe gebracht worden zich niet met hen te bemoei
en, zoodat zij niet alleen niet gesteund worden in hun gezag, maar dik
wijls onverdiend achteruitgezet. Voor verantwoordelijkheid worden zij
niet zelden ongeschikt geacht en meestal worden de Europeesche korpo
raals belast met gezag' en werkzaamheden, die door Inlandsche sergeanten
behooren bekleed en verricht te worden, terwijl deze laatste meer als bij-
loopers beschouwd worden.
Onze ondervinding heeft ons geleerd dat, wanneer men zich aan het
Inlandsch kader laat gelegen liggen, dit steunt, het geschikt toont te
achten voor het bekleeden van gezag en dragen van verantwoordelijkheid
en zijn gevoel weet op te wekken, men goede diensten van een groot ge
deelte er van kan hebben, maar wat wil men in 's hemels naam van dat
kader verwachten wanneer, zooals soms geschiedt, gehandeld wordt alsof
de Algemeene Order N°. 8 van 1838, welke zegt dat de Europeesche kor
poraal dikwijls in het geval komt om Inlandsche onderofficieren te moeten
„commandeeren", niet reeds lang vervallen was door het bepaalde in Art.
16 van het Reglement op den inwendigen dienst der infanterie van het