504 N. I. leger, of als men in een kazerne, door Inlanders bewoond, waar dus Inlandsche sergeanten en korporaals zijn, een Europeesch korporaal met handhaven van de orde en van de politie belast ziet (historisch). Tot het. verbeteren van het Inlandsch kader bestaat maar één middel, ook door den Schr. aangegeven, één kaderschool voor het geheele leger, die alle onderwijskrachten concentreert; daarvan, maar ook daarvan al leen kan in de toekomst verbetering verwacht worden. Alle andere mid delen zijn zonder uitzondering niet anders dan vooraf veroordeelde proef nemingen en wendingen in een sinds lang slecht bevonden vaarwater; laat ons hopen dat het inslaan van den goeden weg niet te lang op zich zal laten wachten. Het openstellen der korpsscholen voor kinderen van militairen, het aan moedigen van het schoolgaan, het aannemen van Afrikaansehe, Amboi- neesche en Inlandsche pupillen bij de korpsen, alle maatregelen met een goed doel in 1870,72 en 73 in het leven geroepen, doch waarover, naar het schijnt, niemand zich meer bekommert, hebben gefaald en moesten falenook de korpsscholen voldoen slechthet leger in onze toestanden kan nu eenmaal geen opleidingsschool zijn, daarvoor zijn afzonderlijke inrichtingen noodig. Bij herhaling wijst de Schr. op de omstandigheid dat wij zoowel voor de vorming als voor de aanvulling van onze strijdkrachten in hooge mate afhankelijk zijn van het moederland; dezelfde grief wordt ook aangevoerd tegen de geheele regeling van ons militair onderwijs. In hoofdzaak heeft hij naar onze meening volkomen gelijk door, evenals anderen voor hem, te beweren dat elk stelsel van aanvulling en vorming der strijdkrachten in Indië, dat hoofdzakelijk berust op hulp uit Nederland, een slecht stelsel is (bldz. 51). Naar zijne meening kan en moet van het Indo-Europeesche element meer partij getrokken worden tot het aanvullen van onze strijdkrachten en het vormen van een krachtige reserve van landskinderen (bldz. 30); in die richting kan zeker wel een en ander gedaan worden, al achten wij de denkbeelden van den Heer C., om voor de in Indië geboren Europeanen militieplicht of persoonlijke dienstplicht in te voeren, voorshands niet voor verwezenlijking vatbaar. Een belangrijke stap in de goede richting' zou reeds gedaan zijn bij het invoeren eener bepaling, dat geen Europeanen tot landsbetrekkingen beneden een zeker traktement benoembaar zijn, dan op vertoon van een bewijs dat zij gedurende 4 of 6 jaar goed in het leger hebben gediend, natuurlijk met overgangsmaatregelen. Zoolang het moe derland ons in die richting nog niet voorgegaan is, zal het echter goed zijn op de invoering van een dergelijke bepaling hier niet te hopen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 515