506 Tegenover die gevolgtrekkingen staat echter dat, dezelfde wijze van berekening volgende als door den Schr. is aangenomen, het geheele in compleet op 1 Jan. 1885 bedroeg 123 officieren, terwijl op dien datum in Nederland onmiddellijk voor uitzending beschikbaar waren 75 officieren, dat dit incompleet op 1 Jan. 1886 was teruggebracht tot ongeveer 75 officieren, waarvan 35 alleen van den geneeskundigen dienstdat reeds thans het wapen der artillerie compleet is en in den loop van dit jaar overcompleet geraakt; dat het wapen der genie in den loop van dit jaar compleet zal zijn en ook het incompleet bij de infanterie en de militaire administratie spoedig tot het verledene zal behooren. De inderdaad weinig- geruststellende cijfers en gevolgtrekkingen van den Heer C. zijn dus dooi de ondervinding afdoende weerlegd en wij kunnen het slechts betreuren dat hij omtrent dit punt de bronnen en cijfers van jongeren datum dan den aanvang van zijn geschrift ter zijde heeft gelegd, daar bij de raadple ging daarvan toch zeker moet gebleken zijn dat „in de vroeger gemaakte „beschouwingen of gevolgtrekkingen niet onbelangrijke veranderingen „moesten worden teweeggebracht." (voorrede). Zeer uitvoerig wordt bij het militair onderwijs stilgestaan, inzonder heid bij dat op de militaire academie en de krijgsschool voor officieren; wij voor ons scharen ons in dit brandend vraagstuk zonder voorbehoud aan de zijde van hen, die krijgskunde boven wiskunde stellen krijgskunde hier bepaald te begrijpen als leervak voor vakopleiding, terwijl wij meer tijd dan thans zouden willen besteed zien aan lichaamsoefeningen en bewegingen, waaraan tegenwoordig (blzd. 66), evenmin als vroeger, iets van beteekenis schijnt gedaan te worden. Het ware te wenschen dat de groote voorstanders van de wiskunde, in den omvang zooals die tegen woordig aan dat studievak schijnt gegeven te worden, eens eenige jaren, bij voorkeur in den werkkring van luitenant en compagniescommandant bij de infanterie in Indië kwamen dienen, ook eenigen tijd op Atjeh; wellicht zouden zij dan hunne eischen wel wat matigen (Grau, theurer Freund, ist jede Theorie, aber grün des Lebens goldner Baum). Wij heb ben behoefte aan krachtige, goed ontwikkelde officieren met een gepaste hoeveelheid algemeene kennis en ontwikkeling, maar vooral en in hoofd zaak goed onderlegd in hun vak, want op die grondslagen moet worden voortgebouwd en juist in die richting is de toestand nog lang niet zooals hij wezen moet en kan; maar men blijve ons in 's hemels naam met wis kunstenaars van het lijf, want aan hen kan als zoodanig in het leger slechts een zeer bescheiden plaats worden ingeruimd. Ook het militair weduwen- en weezenfonds brengt de Schr. uitvoerig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 517