508 intrekking van alle bepalingen betrekkelijk het dragen der uniform door gepensionneerde of eervol ontslagen officieren, waardoor tevens een zuiver der toestand zou ontstaan. De officier, die het leger verlaten heeft, al verschijnt hij in uniform in het openbaar, staat buiten de militaire wetten; tegen de krijgstucht of de subordinatie kan hij derhalve niet zondigen en vergrijpen daartegen kunnen ten zijnen opzichte ook niet gepleegd worden. Wij vragenIs een dergelijke toestand niet schadelijk voor het prestige van de uniform en is het niet veel beter die te doen ophouden Ook zou de vraag kunnen gedaan worden of men ten deze geen rekening moet houden met de maatschappelijke toestanden, welke zich in den laatsten tijd nog al ge wijzigd hebben; of is het b. v. niet waar, dat tot kort geleden een als majoor gepensionneerd officier in de officiersvereeniging „Onderlinge hulp te Batavia, welke voor het publiek toegankelijk is, achter de toonbank staande de klanten bediende Met een enkel woord wijst de Schr. (blzd. 131) ook nog op de naar zijne raeening veel te bekrompen formatie van den generalen staf en geeft hij niet onduidelijk te verstaan, dat in de 15 jaren van het bestaan van den generalen staf deze zoowat niets heeft uitgevoerd, althans naar buiten daarvan niets gebleken is; wij mogen die bewering niet tegenspreken, maar meenen ons toch de vraag te mogen veroorlovenIs dat alléén aan de formatie en de organisatie van dat dienstvak te wijten of hebben ook niet andere oorzaken tot dat merkwaardig verschijnsel mede gewerkt De Schr. besluit zijn belangrijk geschrift met eenige in fraaie volzinnen en welgekozen woorden vervatte ontboezemingen, waarvan de zin overeen komt met dien van zoovele, welke men tegenwoordig in openbare ge schriften kan lezen en welke getuigenis afleggen van den weinig bemoe digenden indruk, door de gebeurtenissen van den laatsten tijd en den tegenwoordigen toestand van den Nederlandschen staat en zijn koloniën, op vele vaderlandslievende mannen, begaafd met oordeel des onderscheids, teweeggebracht. „Dan", zoo zegt hij, „vraagt men zich af, of niet langzaam maarzeker „de draad zich afspint van die natie, die eenmaal aan de spits stond der „beschaving, maar wier stem thans niet meer wordt vernomen in het „Europeesch volkerenkoor, of ook haar rol in de wereldgeschiedenis niet „is vervuld, en voor haar de tijd gekomen, dat ook zij aan de algemeene „natuurwet zal moeten gehoorzamen, die het kleinere in het grootere „doet opgaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 519