524
van het gewicht van het stuk in KG. gedeeld door 20 of een iets
kleiner getal.
Wanneer men deze wijze van transport wil toepassen op lasten
boven 150 a 200 KG., dan moet men gelijke en breede wegen hebben.
De Franschen hadden zich te Tien-tsin ook Chineesche karren aange
schaft voor kleine transporten; enkele waren bestemd om twee man
met pak en zak te vervoerentengevolge van den vrede, die spoedig
tot stand kwam, zijn zij echter weinig gebruikt.
Expeditien in CochincMna.
Bij de verschillende expeditiën in Cochinchina had de gemeenschap
te water plaats. Bij de tochten te land werden de troepen gevolgd
door karren met buffels of ossen bespannende artillerie was voor
zien van paarden en muildieren, terwijl men bovendien gebruik maakte
van koelies, wier aantal somtijds tot 700 a 800 klom.
Zij werden aangeworven uit de Chineezen en Cambodjanen, zelden
uit de Anamiten. Omtrent details van organisatie dier dragerskorp
sen staan ons geene gegevens ten dienste.
Abyssinische expeditie in 1867.
De commandant der expeditie, lord Napier van Magdala, stelde
aan de Regeering de vorming voor van een korps van 3000 koelies,
te nemen uit de volksstammen, die zich niet met de Abyssiniërs
verbroederden.
Dit voorstel werd ingewilligd, maar de sterkte gebracht op 2000
koelies, die geworven moesten worden te Allahabad in Bengalen.
Het korps zou verdeeld worden in 20 compagnieën, ieder van 100
man, met een onderofficier (sirdar) en 4 Inlandsehe mandoers. De
soldij was niet hoog, zij bedroeg 10 roepies in de maand; ieder
man ontving bovendien een compleet warm kostuum, 2 dekens
en dagelijks een ration vivres. Het korps, voor een klein deel
gevormd uit de klasse der draagbaardragers en voor het overige
uit gewone koelies, bestond uit 3 officieren, 3 Europeesche onder
officieren en 2046 Bengaleezen. Spoedig na de ontscheping was de
sterkte, ten gevolge van koortsen, verminderd tot op 1650 man. Met
dit zwakke effectief was er geen sprake van, om zich op de slechtste
gedeelten van den weg naar Magdala alleen van dragers zonder hulp