42
staat de wetgever onder die „klasse van militairen, aan eene gestreugere
krijgstucht onderworpen"? In Indië leest men in de circulaire
vau deu Advocaat-Fiscaal voor de Land- eu Zeemacht in Ned.- Indië
van 14 December 1883, N°. 135 de tweede klasse san militaire
discipline; derhalve niet de straf detachementen, hetgeen door den
Commandant van het Leger in zijne Algemeene Order N°. 10 van
1884 wordt beaamd, ik behoef niet meer te zeggen waarom. Wil
men dienstweigering in tijd van vrede met eene plaatsing bij een
strafdetachement bestraffen, dan zal het, na al het voorgaande, dus
moeilijk disciplinair, maar wel crimineel kunnen geschieden. Art.
95 C. W. zou daardoor evenmin de kans eener wijziging ontloopen.
De plaatsing bij een strafdetachement (waar de militair, volgens
dien Advocaat-Fiscaal aan „de gestrengste krijgstucht," volgens dien
Legercommandant aan „den meest knellenden band der krijgstucht"
is onderworpen) zou dan althans eene plaats worden gegund in de
serie der crimiueele straffeu, deel uitmaken van het nieuwe strafstel
sel van ons militair strafwetboek, evenals de straf van plaatsing in
de 2e klasse van militaire discipline, die reeds hare plaats wist te
veroveren bij de disciplinaire en crimineele straffen en als zoodanig
wordt geëerbiedigd, 't Is waar; in Indië heeft de tweede klasse
oudere brieven dan het strafdetachement, maar de laatste is de meer
dere van de eerste, het nee plus ultra. Voor hare kansen, om zelfs
in het tegenwoordige strafstelsel van ons Crimineel Wetboek te wor
den opgenomen, geef ik weinig. Als straf tot beteugeling der dienst
weigering in tijd van vrede zou ik haar bovendien mijne sympathie
niet schenken.
Wat men nu ook wenscht te doen ter beteugeling der dienst
weigering in sommige of gewone gevallen, haar zonder wetswijzi
ging voor die gevallen te brengen ouder de macht van den disci-
plinairen rechter, is in strijd met de bedoeling van art 95 C. W.,
laatste gedeelte, liet noodhulpsysteem, dat wetsoutduikiug predikt,
moet derhalve worden vervangeu door wetswijziging. In dit geval,
zooals voldoende uit het bovenstaande blijkt, het gemakkelijkste te
verwezenlijken door wijziging van art. 95 C. W. Wederom dus eene
partieele wijziging van dit wetboek, zal men zeggen. Op te zien
tegen zoodanige wijziging, alleen uit een doctrinair beginsel, is niet