43
te verdedigen Bestaan er altijd bezwaren daartegeu, omdat ons
militair strafwetboek bona in alle deelen leemten bezit en heiziening
vordert, de gesehiedeuis van dat wetboek voor het Indische legei
heeft anders ruimschoots geleerd en de oningewijde kan de be
wijzen dezer bewering putten uit de schrifturen over Indisch militair
recht van Mrs. Van der Hout cn C. P. K Winckel dat men
nimmer tegen zoodanige wijziging heeft opgezien, wanneer de omstan
digheden daartoe drongen, Geene wet kan daartegen op den dmii
weerstand bieden.
De generaal De Neve begreep, dat de omstandigheden aangeven,
wanneer en op welke wijze urgentie bestaat tot wetswijziging. Van
daar zijne voorstellen tot wijziging niet alleen van art. 95, maar
ook van art. 96 C. W. Dit laatste kon natuurlijk uiet vermeden
worden. Die opperofficier was een verklaarde tegenstander der dis
ciplinaire bestraffing van „gewone" gevallen van dienstweigering
in tijd van vrede. Vooral voor een officier. Voorden officier
zoo redeneerde die Legercommandant en m. i. terecht moet vooi
de dienstweigering in andere gelegenheden geene alternatieve straf
worden gesteld, omdat dienstweigering, onder welken vorm ook, bij
hem, die den soldaat dagelijks moet toonen. wat art. 80 C. W. ver
langt, bijna niet te vergeven is. Een officier, die zich aan dienst
weigering schuldig maakt, kan niet langer in de gelederen worden
geduld. Deze zwaardere bestraffing van den officier dan van den
onderofficier en soldaat, gelijk door dien geueraal was voorgesteld,
ligt geheel in den geest van ons Crimineel Wetboek, indieu men
slechts de artt. 99 en 101 daarvan raadpleegt. Die geest van stipte
en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid moest in dit wetboek evenals
in het Reglement van Krijgstucht doorstralen, omdat het, zoowel bij
dienstweigering als bij de bestraffing van nagenoeg alle andere zui
ver militaire misdrijven, de handhaving geldt van die algemeen aan
genomen beginselen van subordinatie, zonder welke geene krijgstucht
bij ecu leger kan bestaan. Niet in de soort van den bevolen, maat
niet uitgevoerden dienst, niet zoozeer in het meei of mindei belang
rijke daarvan moet de graviteit van het feit worden gezocht, maar
in de eerste plaats in de omstandigheid, dat de meerdere uiet ge
hoorzaamd en hiermede het bij alle legers voorgeschreven beginsel