550
naar het schijnt eer met gunstige resultaten, dan met nadeelige gevolgen.
Noch te weinig noch te veel voeding kan derhalve de oorzaak zijn.
Te weinig voeding niet, omdat de beri-beri voor 25 jaren, toen
veel minder vivres verstrekt werden dan tegenwoordig, hoogst
zelden voorkwamte veel voeding niet, omdat de Amboineezen, die
wat betreft de voeding altijd met de Europeanen gelijkgesteld zijn,
in vroeger tijd de beri-beri even weinig kregen als de overige mili
tairen van Maleisch ras, en ook Inlandsche bedienden enz. zelden
aangetast worden. De oorzaak moet elders gezocht worden.
Ik heb onlangs hooren beweren, dat die oorzaak zou gelegen zijn
in de weinige gelegenheid tot bevrediging der geslachtsdrift, welke
voor militairen bestaat. Men leidde dit af uit het feit, dat te Atjeh
en ook elders militaire vrouwen slechts bij uitzondering door de
ziekte werden aaugetast. Was dat echter waar, dan zouden in de
eerste plaats Europeanen door de ziekte moeten worden gedeci
meerd, want zeker bestaat bij hen veel minder gelegenheid tot om
gang met vrouwen, dan bij de militairen van Inlandsch ras. En
juist het tegenovergestelde is waar. Zeker vindt men nog altijd
veel minder lijders aan beri-beri onder de Europeanen, dan onder de In
landers. Bovendien, de vrouwen blijven niet overal vrij. Ik zelf zag
eenige jaren geleden eene Niassche vrouw aan beri-beri sterven.
Bij de epidemie in het Protestanrsche weeshuis te Samarang in 1867
werden bijna alleen meisjes aangetast. Dr. Schneider spreekt van
Chineesche vrouwen te Soerabaja, welke hij mee beri-beri behandel
de. Vergniaud, die de ziekte in 1879 in Cochin China waarnam,
spreekt volgens Dr. Schneider van 110 tot 130 publieke vrouwen
in het ziekenhuis, waaronder zich de ziekte vertoonde, en de tegen
stelling is nog al groot van een vrouwenklooster, waarin op 40
nonnen dertien door beri-beri werden aangetast. Een nader onder
zoek omtrent het al of niet gegronde dezer onderstelling is echter
gewenscht. Immers kan niet ontkend worden, dat zich de beri-beri hier
te lande hoofdzakelijk vertoont onder militairen, zeelieden, gevangenen
en krankzinnigen, allen personen, aan welke het over het algemeen
vrij wat moeielijker moet vallen, de gelegenheid te vinden tot het
uitoefenen van geslachtelijke gemeenschap, dan aan anderen. In
iedere Inlandsche kazerne zijn tal van soldaten, die eigen vrouwen