551 hebben. Heeft men al eens onderzocht, of deze minder van de ziekte te lijden hebben? Waarschijnlijk niet? Mijns inziens moet de ver klaring- van het feit, dat Inlandsche vrouwen minder door de ziekte aangetast worden, gezocht worden in meer vrijheid van beweging, en minder vermoeiende bezigheden. Patrouille- en wachtdiensten, opwerpen van kogelvangers, schijfschieten hoe slecht het weder ook isopruimen van begroeid terrein en 't staan ot zitten in verhoogde schilderhuizen worden niet van hen gevorderd. In 1870 is het exerceeren in de morgenuren regel geworden. Kan het loopen en staan in het natte gras ook invloed hebben uitge oefend? In dat jaar is er het eerst sprake geweest van eene epide mie, ten minste hier te Batavia. Men heeft de oorzaak der ziekte ook willen zoeken in te over vloedige ventilatie en het blootgesteld zijn binnen de kazernes aan de koude nachtlucht, aan welke na 1870 zooveel mogelijk vrije toegang werd verschaft. Proeven zijn genomen metsluiten van deuren en vensters, en het zooveel mogelijk beletten van luchtverversching. Ze zijn tegengevallen. Het was te verwachten. Immers het Kolo niaal Verslag van 1870 leert het werd toen juist heil gezocht in eene goede ventilatie om de ziekte, die, van 1865 af, van jaar tot jaar uitbreiding kreeg, tegen te gaan. Vooral de epidemie van dat jaar te Batavia droeg er toe bij. De ziekte is derhalve beginnen toe te nemen vóór dat de kazernes op ruime schaal geventileerd werden. Ook eene te ruime luchtverversching kan derhalve niet de oorzaak zijn. Hoe is de bodem, de vegetatie, enz., daar waar de ziekte zich aan de kusten nog niet vertoond heeft? Vergis ik mij niet dan logeereu de soldaten op de nieuwe posten te Atjeh in planken gebouwen of blok huizen, die zeker vrij sterk bevolkt zijn, en misschien, naarmate van de behoefte, geen voldoenden toevoer van versche lucht hebben. Kan dat ook bijdragen gesteld dat het zoo is om de ziekte te doen ontstaan? Waar komt de ziekte meer voor, in steenen, planken of bamboe ge bouwen? Welke afwijkingen van den levensregel en van de diensten van den soldaat hebben plaats gehad sedert de ziekte den tegenwoor- digen omvang heeft gekregen? Krijgen de manschappen te Atjeh vol doende plantaardig voedsel, versche groenten en vruchten? Waar niets bekend is, dient op alles gelet te worden, zal men het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 562