OPMERKINGEN EN DENKBEELDEN OMTRENT ONZE ROEPING EN ONZEN WERKKRING. Een woord ter inleiding. Spreekt men in een artikel van verbetering of vervanging van toestanden of zaken, het wordt gelezen en ter zijde gelegd. Mogelijk stemt eene autoriteit met ons in en komt het denkbeeld bij haar op, daarvan later eens gebruik te maken. Voordat dit later aangebroken is, is zulk een stroom van zaken en vragen van belang haar geest voorbijgegaan, dat van het voornemen niets of een verward begrip overgebleven is. Het artikel heeft afgedaan. Zoo is het lot der geopperde denkbeelden, dat is de uitslag der studiën, waaraan wij maanden en maanden onzen vrijen tijd offerden. Verwaardigt de regeering zich al eens ons schrijven niet onopgemerkt te laten voorbijgaan, dan is het doorgaans ter fnuiking van den moed der overtuiging, der toewijding, alsof deze eene ondeugd ware. Doch daar wij zelden resultaten binnen eng tijdsbestek beoogen, laten wij ons niet spoedig ontmoedigen. Wij hopen slechts instem ming te verwerven of begrippen van anderen te steunen, aanhang te winnen, In een tjjd dat zelfs de meeningen van legercommandanten en erkend-kundige krijgsoversten met schouderophalen veroordeeld worden, is natuurlijk niet veel te verwachten van den invloed der pers. Maar dat kan niet immer zoo blijven: vroeg of laat zal die toestand voor den drang der omstandigheden zwichten, 't Onhoudbare zal zich zelf veroordeelen, of eene ingrijpende gebeurtenis zal het noodsein doeu hijschen. Wij mogen daarom niet berusten in de aanmatigingen van de hooge heeren ter Algemeene Secretarie of elders, die de bepalingen, welke onze handelingen regeeren, naar goeddunken verminken die de ontwer pen van militaire autoriteiten hun militaire verdienste ontnemen. Wij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 564