554 mogen, wij moeten protesteeren en voorbereiden totdat wij verhoord worden, 't Ware te wensohen dat de machthebbenden ons daarbij voorgingen. Zoolang dit niet geschiedt, moeten wij op eigen krachten vertrouwen. Hieruit volgt dat deze studie zich niet bepaalt bij de verwachtingen, die de tegenwoordige regeering voedt. Zij neemt ideeën over, die reeds verdedigd werden, doch verloren dreigen te gaan. Zij biedt eenige opmerkingen en denkbeelden ter overweging. Zij poogt samen te vatten wat, binnen de macht van ons korps, Nederland het behoud zijner koloniën verzekeren moet. Zij tracht een denkbeeld te geven van den ons korps toegedachten vleugel van het gebouw, zooals wij ons dien afgewerkt voorstellen. Wij vergeten daarbij niet dat in dit ondermaansche niets volmaakt en niets bestendig is. I. DE HEERSCHENDE TOESTAND. „De meeste Nederlanders hebben thans geen vaste overtuiging om- „trent hun vermoedelijk voortbestaan," schrijft Cd. Busken Huet. „Wanneer men tot hen zegt: die en die in deze eeuw was uw laatste „schrandere vorst, uw laatste staatsman van beteekenis, uw laatste ge- „niale kolonie-bestuurder, uw laatste admiraal of generaal, uw laatste „voorname dichter, dan stemmen zij dit toe of protesteeren enkel voor „den vorm. Zij gevoelen dat het nieuwe jonge groen, gewassen aan het „oude, maar bladen zijn, of punten van bladen, opwellingen van het „oogenblik." Ziedaar eene treurige waarheid, die ook in het leger niet gelogenstraft wordt. Eene misnoegdheid, eene ontevredenheid, eene onvoldaanheid be- heerscht zoodanig ons korps, dat, wie het vaderland en het leger lief heeft, niet blind mag blijven voor dit verschijnsel. Herhaaldelijk is het geconstateerd, meer dan eens zijn de vermoe delijke oorzaken blootgelegd en middelen ter bezwering aangegeven. Niets van belang is echter beproefd en de teekenen worden duide lijker, meer opvallend. Wie gepensionneerde hoofdofficieren, zoowel als gepensionneerde luitenants met een zucht van verlossing hoort Potgieter's Kritiek. Nederland. Jrg. 1885, No. 7.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 565