45
voor de eerste maal uitdrukkelijk weigert, aan eene exercitie deel te
nemen; dan zal hij daarvoor b. v. met politiekamer worden gestraft.
Na het ondergaan dezer straf wordt hem de oorspronkelijke order
herhaaldte vergeefs: wederom weigert hij, dat hij thans moet boe
ten met provoost. Na ommekomst dezer straf gelast men hem op
nieuw. aan de exercitie deel te nemen, maar weigert hij ten derden
male; dat weigeren moede, straft hem zijn korps- of detachements
commandant thans met vier dagen cachot t/w e/r. Deze straf is
ondergaan en ten vierden male wordt hem de oorspronkelijke order
lterhaald, maar ook nu nog weigert hij te exerceeren. Natuurlijk
volgt daarop zijne plaatsing in de 2e klasse van militaire discipline;
een rustpunt; wellicht zal de hardnekkige dienstweigeraar nu dan
toch wel tot inkeer komen; misschien, maar misschien ook niet.
Welnu, in het ontkennende geval wordt hem daags na zijne plaat
sing in dezen strafcursus wederom gelast, te exerceeren; maar de
verstokte weigert ten vijfden male. Nu volgt riep die Minister
triomfantelijk uit eene overplaatsing bij een der strafdetachemen-
ten en daar,daar zal de rotting d ien ellendeling wel tot bezin
ning brengen!... Mits hij zich op deze wijze voor eene geleidelijke
opeenstapeling van dienstweigeringen door den disciplinairen rechter
wil laten straften, antwoord ik. Zoodanige wijze van handelen zal
ook hem beginnen te vervelen en dan staan hem drie wegen open,
om daaraan een einde te maken: eerstens doen, wat hem gelast werd
tweedens zijne zaak bij den krijgsraad brengen, door over een der
hem opgelegde disciplinaire straffen te reclameerenen ten derde
feitelijke insubordinatie plegen. De gepraemediteerde dienstweige
raar heeft zijne keuze reeds lang gedaan, hij aast op een krijgs-
raadvonnis, dat hem ongeschikt maakt, later in de gelederen terug
te keeren. Is dit nu het desideratum voor de beteugeling der „ge
wone" gevallen van dienstweigering in tijd van vrede P Wordt daar
door de tucht meer versterkt en het prestige der militaire chefs
meer gebaat dan door eene strafactie voor den krijgsraad Wie zou
willen beweren, dat zoodanige ruil voor het niet opvolgen van art.
95 G. laatste gedeelte, voor de handhaving der tucht niet ver
derfelijk isP
Die geleidelijke opklimming van disciplinaire straffen, voor dienst-