564 wil u slechts overtuigen dut wij, door ons zelf op te leiden tot den chef, dien wij willen worden en door ons een juist besef van ons standpunt in de maatschappij te geven, het middel bezitten om, zij het al met inspanning van al onze krachten, onze opvolgers voor onze ondervinding te vrijwaren, het middel om de genezing van het leger te bevorderen. Aanstonds zal ik eenige verbeteringen bespreken, die onzen werk kring nader tot onze roeping moeten brengen en dit ook eens zullen doen. Doch bij den bestaanden toestand is dat niet spoedig te verwachten, thans is reeds veel gewonnen telkens wanneer een ba taljons- of compagnieschef het gebrek erkent en zijne krachten wijden wil aan verbetering Binnen betrekkelijk korten tijd zijt gij, kameraden, die compagnies- en die bataljonscommandantenals gij ernstig wilt dan is de toekomst geenszins hopeloos. Velen zullen hunne oogenblikkelijke onmacht betreuren. Ik deel hun spijt. Doch dat is geen reden tot niets doen, tot berusten, tot meegaan, tot deelgenoot, medeplichtige worden in wat men laakt, totdat eindelijk de gewoonte een tweede natuur is geworden en men zonder erg als voorvechter staat in het kamp van de eens veroordeelde tegenpartij. Wie als chef eenige zelfstandigheid bezit, dat is bij ons dus reeds de compagniescommandant, moet zelfvertrouwen, doorzicht en wils kracht genoeg hebben, om goed te kunnen gehoorzamen en goed te kunnen bevelen. Weinigen bezitten dit samengesteld initiatief. Weinigen zijn zich de moeilijkheid bewust van het goed inferieur en goed superieur samen zijn. Ons stelsel van dienen doet het gemis niet voelen en het puike niet waardeeren. De leemten worden bedekt door een zoo veel mogelijk gekortwiekte zelfstandigheid. Ons stelsel van dienen is ook hier de schuld dat slecht gediend wordt, dat de roeping van den chef inkrimpt tot het geven van orders voor den dag van morgen, tot het morgen nagaan of de orders uitgevoerd zijn, tot het uitdeelen van straffen, en tot het nagaan der administratie hem competeerend. Wat is die werkkring weer treurig in strijd met de schoone roe ping! Hoe noopt die toestand weer tot verkeerd opvatten van de toevertrouwde taak. Elke chef moet voor zijn onderdeel den regel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 575