ik van harte dat wij mannen van karakter vinden om er tegenover te stellen als destijds. Maar daar vergeet ik niet, dat dat geenszins de eenig te duchten vijand is. Geen oogenblik trek ik uw moed in twijfel, wakkere, zoo vaak beproefde kameraden! maar ons leger, door Atjeh verzwakt, door de regeering verwaarloosd, door cholera en beri-beri nog dagelijks afnemend, wordt een treurige verschij ning als malaise in het officierskorps is. Moed in het beslissend oogenblik zal dan weinig baten, als èu bevelvoerder èu leiders niet voldoende vertrouwen in wapen, tucht en kennis verkregen hebben, om hunne troepen te inspireeren. Dat vertrouwen, het zelfvertrouwen vooral, moet tijdens den vrede bestendigd, zoo noodig gekweekt worden. Misschien was ons leger gebaat door een energieken strijd, die het wakker hield (tegenstelling van de Atjeh-geschiedenis, die onze royale militaire begrippen en ons hooggeplaatst eergevoel zoo diep getroffen heeft). Maar wij verlangen geen oorlog. Onze plicht is ook de moeilijke taak met toewijding te aanvaarden, nu wij ons aan den dienst des vaderlauds gewijd hebben. Mocht iemand in mijne grieven eene verdediging lezen voor wie zich aan diensten of nauwgezette plichtsbetrachting onttrekt, dan dwaalt hij schromelijk. Wie met mij het verkeerde inziet, streve met mij naar beter. Niets rechtvaardigt hem, die de bestaande wetten ver kracht, de bepalingen ontkruipt, de reglementen negeert. Multatuli was m. i. een slecht ambtenaar, omdat hij slechts wist te heerschen, niet te regeereu, omdat hij een tijran was, waar hij een ambtenaar moest zijn, omdat hij zijn tijd wilde hebben zooals hij niet was en hem niet wist te maken zooals hij hem wilde. Onze eerste plicht is stipt gehoorzamen, onze eed als grens. Wie dat ontkent, staat, tegenover mij. Wie onze titulatuur bespottelijk vindt, mag daarom den legercommandant nog niet tutoyeerenhij bestrijde haar. Wie het aanhouden der kleedinglij st beueden zijne waardigheid acht, late het niet achterwege; hij bestrijde het. Wie den eed afkeurt, is niet gerechtigd hem te weigeren, zoolang hij wet tig is; hij bestrijde hem. Als die regel, regel wordt, zal vooreerst beter gediend worden en zullen wij bovendien van de kleedinglijst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 578