568 verlost worden, evenals de eed verdwijnen zal en de titulatuur bin nen hare nauwste grenzen gebracht zal worden. Men tobbe niet over eene kwaal, maar trachte het middel er tegen te ontdekken. Dan zal men niet langer vruchteloos de machtheb benden beschuldigingen naar het hoofd slingeren, maar hun raad geven, die vruchten kan dragen. Om te strijden voor uwe ideeën, behoeft ge niet schrijver of spreker te zijn. Tracht haar vastheid te geven, door ze waar mogelijk op de proef te stellen, door ze van alle zijden te bezien, aan alle omstan digheden te toetsen. Zoo zult ge haar getrouw blijven en daar uw invloed steeds aangroeit, zullen uwe inzichten met den dag meer waarde krijgen. Gij zult ze voortplantenzonder het te merken misschien, zult gij ze in het practische leven inleiden. En als gij of een geestverwant geroepen wordt, in meer of min wijden kring zelfstandig op te treden, zal de invoering op minder hinderpalen stuiten dan heden. Yelen onder u, kameraden, die zich over meer vrijen tijd verheugen, zijn vermoedelijk reeds tot de conclusie gekomen, dat de studie niet meer vlotten wil. Zij hebben het al eens beproefd met een wiskundig boek, of zoo iets, maar het wil niet meer. En dan, het einde is altijd: „wat heb je er eigenlijk ook aan? 't Komt nooit te pas!" 't Is ook geen wiskundig boek, dat gij ter hand moet nemen als gij weer beginnen wilt. Wanneer uwe voorliefde daartoe leidt, komt gij er van zelf op terugmaar gij moet eerst met practische zaken beginnen. Uw soldatenhart trekt nog naar de expeditie, de evolutiën. Wellicht hebt ge eene meegemaakt. In dat geval kan zij uw studie- lust doen herleven. Neemt de beschrijving eener expeditie op het oorlogsveldwaar gij bekende punten, feiten of kameraden ontmoet, leeft gij weldra meer, dan gij het ooit in de bosschen van Aimard deedt bij Arendsoog of Leeuwenhart, daar gevoelt gij u beter thuis dan in Pot-Bouille van Zola. Dat is onze studie bij uitnemendheid. 't Volgen eener expeditie, strategisch, tactisch, met de kaart er bij, lettende op de werkzaamheden van staf en intendance, enz., enz., voor ziet in het gemis onze krijgsaanvoerders in vormende tochten te kunnen volgen, evenals door de studie der meesters op elk ander gebied de ondervinding der ouderen ten nutte der jongeren wordt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 579