571
van weelde en overdaad, van zorgeloosheid en gemakzucht zelfs schijnt
te spreken tot den oppervlakkigen beschouwer, daar grijpt werklust,
werkbehoefte aan, wie er leven wil. Daar valt zooveel op te merken,
dat wie hersens heeft denker wordt, geleid door zijne roeping, die
de gedachten richt op zijn vak, zijne wetenschap of zijne kunst en
haar voor verstrooiing, verstuiving vrijwaart.
Als het dat niet is, zou het dan te verklaren zijn dat het genie
zich eer ontwikkelt in een dompig kamertje op een zevende verdie
ping, met een hamerenden of instrumenteerenden buurman, bij een
leven vaak vol ontberingen en bekrimpingen, dan in Gods vrije na
tuur, in een heerlijk landschap, ver van de afleiding van het aardsche
gewemel, van ochtend tot avond ongestoord in overleg en mijmering?
In die zoo eenvoudige logica huist de geheimzinnige macht, die
den denker, den werker zijn laboratorium aanwijst.
Met minder waar is het echter, dat wij niet naar Parijs zullen
gezonden worden, om onzen studielust aan te wakkeren. En nemen
wij aan, dat Iudië zoo'n paar Parijsjes heeft, die door levensopwek
king bij werkgelegenheid werklust kweeken, dan nog blijft voor het
groote meerendeel verlangen verlangen.
Geduld en hoopIk wou u niet te Parijs hebben, maar bij het
besef dat niet het klimaat over uw ijver beslist. Ik zou hier ook
kunnen verwijzen naar de handelslui,die van 's morgens 7 a 8 uur
tot 's avonds 6 uur, door het felste der hitte heen kalm door
werken, regelmatiger zelfs dan in patria. Hunne bezigheden houd
ik voor veel minder wakker houdend dan de studie van een Indischen
oorlog. Zij missen zelfs het middagdutje, dat ik u gaarne gun.
Uwe morgen- en naavondbezigheden geven u daar rechtop.
Onze natuuromgeving biedt veel belangwekkends, ook op ons gebied.
De prikkel tot opmerken moet echter opgewekt worden. Zonder hem
palmt het grootsche of het indrukwekkende, het nieuwe of het glansrijke
den mensch in en laat niets voor den militair over. Als wij natuur-
vorschers waren, zou de Indische natuur ons een Parijs zijnmaar
wij zijn officier. Nu wil het toeval gelukkig dat onze wetenschap
haar Parijs niet te Parijs moet zoeken.
Wij zullen straks zien hoe de omgeving, die natuur zelf, voedsel
tot ernstige, aangename studie biedt, als onze werkkring maar op-