573
Het leven buiten de kazerne en de gelederen is tegenwoordig dus
ook niet bij machte ons in het goede spoor te brengen. Het zal bij gezon
der toestand, evenals de natuur, de ambitie sterken en aanwakkeren.
De dienst, onze werkkring slechts is daartoe in staat. Zoolang
deze geestdoodend werkt, zoolang hij den slapenden lust niet wekt,
wordt eene buitengewone wilskracht, steunend op vaste overtuiging
in eigen boezem ontstaan, vereischt om ons boven water te houden.
Hoe langer hij onderofficiersbezigheden van ons vraagt, zooveel te
nader zal hij ons bij den onderofficier brengen. De grondslagen
van onzen dienst di'agen te oude data. Het reeds gemelde program
ma van dag-zoek-brengen is daarvan een natuurlijk gevolg.
Dat kan en dat moet anders worden. In zijne bezigheden zal de
officier den prikkel moeten vinden tot verder bekwamen. Hij moet
tot het besef komen, dat zijne opleiding eene voorbereiding tot meer
dere ontwikkeling was. Hij moet zich niet uitgestudeerd, volleerd,
afgeëxerceerd wanen.
Men zal hier misschien opmerken: er bestaat toch aanmoediging
tot studie, al is het niet in den dienst zelve. De krijgsschool en de
topographische dienst geven niet te versmaden voordeelen.
De voorbereiding tot den topographischen dienst berust m. i. op
goede grondslagen j negen maanden of meer onder toezicht ernstig
werkzaam zijn, met vrij groote zelfstandigheid, is een mooie proef.
Onmiddellijk hebben de gelederen, de dienst „proprement dit", weinig
aan de aldus besteede krachten, al is het nut middellijk voor strategie
en tactiek van onschatbare waarde. Wat meer is, de gelederen ver
liezen er kundige officieren door. Daar echter het terugkeeren steeds
vrij staat en soms wet wordt en de opgedane kundigheden den iu-
fanterie-officier in hooge mate ten goede komen, erken ik gaarne de
verdiensten, zonder het bezwaar te wegen.
Het toelatingsexamen voor de krijgsschool is daarentegen zeer ge
brekkig. In het artikel, daarover in dit tijdschrift, 17d0 Jrg. W. 1
geschreven, heb ik zulks breedvoerig aangetoond.
Ik verwijs naar voornoemd artikel als bewijs dat nu reeds onwe
tenschappelijke tijdbesteding en onvruchtbaar tijdverspillen de ken
merken zijn der voorbereidende studie. Ook een der drijfveeren tot
die studie draagt daar nog toe bij. Yelen verlangen naar eentwee-