598 Deze heffing kan geschieden maandelijks of' per sterfgeval. De laatste wijze verdient m. i. de voorkeur, daar zij de minste admini stratieve beslommeringen na zich sleept en zoo min mogelijk geld renteloos laat. Bij den aanvang is het noodig dadelijk een zeker kapitaal bijeen te brengen bijv. f 5000 om bij een of meer sterfgevallen dadelijk tot de uitkeering te kunnen overgaan en de heffing te kunnen uitstellen tot het einde van de maand. Het bedrag van de te heffen bijdrage zou op tweeërlei wijze bere kend kunnen worden. In de eerste plaats kan eene progressieve bijdrage geheven wor den van de leden, naar hunnen leeftijd gerangschikt in 4 klassen. De le klasse, jonger dan 30 jaar, betaalt 1 maal de te berekenen bij drage de 2e klasse, tusschen 30 en 40 jaar, betaalt 2 maal de bijdrage van de le klasse; de 3e klasse, tusschen 40 en 50 jaar, 3 maal en de 4e klasse, ouder dan 50 jaar, 4 maal dë bijdrage van de le klasse. Volgens deze classificatie vindt men de volgende cijfers op 1 Januari 1886. De opgave is getrokken uit het zoogenaamde Hollandsche officiersboekje; moge dit ook al niet geheel juist zijn, van overwegen den invloed zijn de fouten niet, daar in de procentsgewijze verhouding over eenige jaren nog niet 1 °/0 verschil bestaat. 1 3 1 M Bij de berekening wordt aangenomen, dat 1000 officieren dus 5/8 van het geheel als lid toetreden, zoodat de 1° klasse Wapen of Dienst. jonger dan 30 jaar. 1856. van i 30 40 jaar. 1846—1855. o >o 00 O CO -ti CO 00 ouder dan 50 jaar. 1835. Totaal. Toelichtingen. Infanterie 275 6 76 55 66 38 444 19 53 18 89 100 194 6 34 14 50 21 11 7 2 924 31 170 87 207 159 Geen tijd. off. v. gez. Geneesk. dienst Mil. administr. 516 723 45,7 319 20,2 20 1578 Procentsgew. verhouding.. 32,7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 609