50
van militaire discipline, evenals vóór de inwerkingtreding van het
Koninklijk besluit van 2 November 1873, N°. 26. Men vergete
echter niet, dat de onvoorwaardelijkeonmiddellijke plaatsing in de 2e
klasse van militaire discipline als krijgstuchtelijke straf voor „ge
wone" gevallen van dienstweigering in tijd van vrede, behalve dat
zij in strijd is met het Reglement van krijgstucht, voor het doel,
waarmede men haar als beteugeling der dienstweigeringen wenscht
toe te passen, aan één euvel mank gaat. Volgens art. 7 van dat
Koninklijk besluit is ook die plaatsing eene straf, waartegen eene
klacht kan worden ingebracht, hetgeen vóór 1873 niet het geval
was. Bij eene reclame over die straf bij den krijgsraad vervalt men
in hetzelfde bezwaar van de overige, hierboven genoemde, disciplinaire
straffen, dat deze door den militairen strafrechter gewijzigd of ver
nietigd kunnen worden, zoodat de militaire chef, tot verhooging van
wiens prestige de disciplinaire bestraffing van dienstweigering in tijd
van vrede werd ingesteld, feitelijk toch ondergeschikt blijft aan de
macht van den militairen strafrechter en de daaruit voortvloeiende,
hierboven reeds aangeduide nadeelen, verbonden aan het instellen
eener strafactie voor den krijgsraad.
Hetzelfde kan echter niet worden gezegd van de onmiddellijke
plaatsing bij een strafdetachement als maatregel van krijgstucht, ter
beteugeling van dienstweigering in tijd van vrede. Let wel: als
maatregel van krijgstucht niet als disciplinaire strafwant hoewel
de plaatsing bij een strafdetachement als een zeer zware, discipli
naire straf moet worden beschouwd, zóó zwaar, dat zij met het weg
zenden van een soldaat met een briefje van ontslag de terminus is
van het samenstel der disciplinaire straffen, is zij tot dusverre door
het Opperbestuur buiten dat samenstel gelaten en verklaard te zijn,
geene straf, maar een administratieve maatregelnatuurlijk met geen
ander doel dan om het reclameeren over die, als administratieve
maatregel vermomde straf, zeker niet in het nadeel van het gezag
der militaire chefs, te beletten. Zou zoodanige maatregel echter
ter beteugeling van dienstweigering in tijd van vrede na al hetgeen
daarover is geschreven en lettende op de bewoordingen van art. 1
van het „Reglement voor de strafdetachementen bij het leger in
Ned.-Indië" (Gfouvernements besluit van 25 Juli 1874, N°. 29) zuiver