611 Ook op de beschrijving van het gevecht van 12 October, waarbij het 8e bataljon zulke zware verliezen leed, is in zooverre bemerking te maken, dat Kielstra verzwijgt, of die op eigen gezag door den toenmaligen li- niecommandant gemaakte verkenning al dan niet in de bedoelingen van den militairen bevelhebber lag. Eene krijgshistorische beschrijving heeft recht op het volle licht, althans voor zoover het geen kleinigheden betreft. Op bladzijden 493 en 494 van dezelfde (13de) aflevering van Kielstra's werk vonden wij vermeld, dat het jaar 1876 op rekening schreef van onze troepenmacht te Atjeh, een verlies van 856 Europeanen, 15 Afrikanen en 866 Inlandsche militairen, te zamen 1737 man; van deze 1737 militai ren overleden er 1415, terwijl de resteerende 322 voor den militairen dienst wegens ziekte moesten worden afgekeurd. In het begin van het jaar 1877 hadden wij 47 punten op Atjeh bezet, waartoe 61 compagnieën infanterie met 92 stukken geschut de bezetting formeerden. Het derde deel van Kielstra's werk omvat de afleveringen 14 tot en met 20 en vangt aan met de beschrijving van de reis naar Atjeh van den Gouverneur-Generaal Yan Lansberge; terwijl vervolgens de in dat jaar tegen Loöng, Langsar, Simpang Olim en Samalanga gevoerde expeditiën eene beurt krijgen. Inmiddels had de kolonel Yan der Heijden den 30°" Juni het bevel te Atjeh overgenomen, van generaal Diemont, welke opperoffieier wegens ziekte zijn vervanging had gevraagd. In Februari en Maart 1878 daarop vonden eenige excursiën plaats op de Westkust van Atjeh, in April en Mei de vijandelijke aanvallen op den post te Segli, benevens de krijgsverrichtingen in Gighen, zoomede in Mei en Juni die in Edi en Gedong. Wat de politieke veiligheid in Groot-Atjeh betreft, deze was in het eer ste halfjaar 1878 grooter dan ooit te voren, zoodat dagelijks officieren te paard van uit den Kraton naar alle richtingen tot aan onze uiterste ben- tengs zich bewogen, zonder eenige dekking. Die tochten van alleenreizenden strekten zich, zooals b. v. die over Si- nangri, Pakan Badak, Boekit Seboen en Kroeng Raba uit tot aan een terrein, dat 2\- uur gaans ver van den kraton gelegen was. Op gelijke wijze was het zeer veilig van uit den Kraton langs Long- batta, Lambaroe, Kajoe-leh, Biloel of meer in noordoostelijke richting langs Lamprit, Pakan Kroeng Tjoet, Tjadé en Kadjoe. Waar men zich ook in die dagen bewoog, overal zag men solda-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 622