612 tenvrouwen en Chineezen eenzaam op den weg, om zich van den eenen post naar den anderen te begeven. Die rustige rust werd echter op den 22en Juni 1878 eensklaps ge stoord door Habib Abdoe'r Rahman, die met eenige honderden Atjehers een inval in de IY en YI Moekims deed, eene grootsche onderneming van den vijand, welke onze troepenmacht op een 100 tal gewonden te staan kwam. Bij de colonne Coblijn, die de kloof van Beradin moest forceeren, be kwamen wij alleen 6 dooden en 59 gewonden. Deze Atjehsche levée en masse verliep intusschen weldra uit gebrek aan leeftocht. Het mocht evenwel niet worden verheeld, dat wij zoodanige krachtsui ting niet bij den Atjeher hadden durven onderstellen. De moreele indruk was dan ook zoo groot, dat de Gouverneur-Gene raal Van Lansberge het noodzakelijk vond de troepenmacht te Atjeh aanzienlijk te versterken, ten einde de XXII en XXYI Moekims afdoend te tuchtigen. In korten tijd vertrokken van Java en Sumatra's Westkust niet minder dan 4 bataljons infanterie, eene compagnie artillerie en een detachement cavalerie, zoodat niet minder dan 9 bataljons onder de wapenen kwamen, om de Atjehers tot rede te brengen. Yan de 18 veldbataljons van het leger was dus de helft in Atjeh, een politiek waagstuk, dat toen gelukkig tot geene andere rustverstoringen in den Archipel heeft aanleiding gegeven. De nieuwe veldtocht begon den 23en Juli 1878 met drie colonnes, wier aanvankelijk doel was door te dringen tot aan Montassik, een zeer voorname plaats in de XXII Moekims. Dit doel werd volkomen bereikt. Yele regens beletten echter, het succes te vervolgen en eerst den 23en Maart 1879 zien wij de colonnes verder landwaarts ingaan, ten einde het object Gliëng te veroveren, waar Panglima Polim zich gedurende ge- ruimen tijd had veilig gewaand. Was hiermede zoo goed als met de XXII Moekims afgerekend (een ze getocht naar Selimoen zou spoedig volgen), thans kwamen de XXYI Moe kims aan de beurt. In weinig tijds waren wij ook daar meester. Inmiddels hadden zich Habib Abdoe'r Rahman en Toekoe Baid aan ons onderworpen, met welk feit de Atjeh-oorlog als het ware eene nieuwe phase intrad. De verdere loop van den Atjeh-oorlog zou intusschen bewijzen, dat deze onderwerping in den beginne van onzen kant in waarde veel is over schat geworden. Het was oorlog enhet bleef oorlog.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 623