6 i 3 Den Ion Maart 1879 bedroeg' de sterkte op Atjeh dan ook niet min der dan 385 officieren, 10208 mindere militairen en 277 paarden, en nog geruimen tijd daarna zoude het vele inspanning van onze zijde kos ten, om in die sterkte te velde eene beduidende vermindering aan te brengen, zonder gevaar voor onze eenmaal te Atjeh ingenomen positie te moeten duchten. Het derde deel van Kielstra's werk wordt besloten met de vermelding; dat het bestuur in Atjeh op den 6en April 1881 van den generaal Van der Heijden overging op den tot gouverneur benoemden resident A. Pruijs van der Hoeven, terwijl het militaire bevel in handen kwam van den kolonel J. F. Haus. Wij zijn hiermede aan het eind van onze aankondiging gekomen. Het werk van Kielstra is voorzeker het volledigste van alle boeken omtrent den oorlog met Atjeh. De eenvoudige, duidelijke stijl en de bijvoeging van een groot aantal detailkaarten verhoogen de waarde van het boek niet weinig. Critiek over oorlogshandelingen vindt slechts op zeer enkele plaatsen schoor voetend plaats en reeds hieruit volgt, dat de schrijver zich ten doel gesteld heeft, eenvoudig te verzamelen en te ordenen, wat de officieele rapporten hem hebben doen kennen. De strateeg heeft er te veel aan, de tacticus te weinig. Wanneer de jonge officier het werk van Kielstra wil opslaan, om in groote lijnen nog eens te weten te komen, hoe dit of dat gevecht in zijn werk is gegaan, dan zal hij zijne weetgierigheid dra kunnen bevredigen, doch zoo hij bij de lezing van het boek zich voorstelt, dat zijne kennis van tactiek, speciaal het gebruik van de verschillende wapens met elkaar ver bonden, er beduidend bij winnen zal, dan zal hij zich teleurgesteld vinden. In de detailbeschrijving van gedane tochten is die naar Samalanga in Augustus 1878 het meest volledig. Dat de schrijver tot het wapen der genie behoord heeft, blijkt uit de voorliefde, waarmede de verrichtingen van dat wapen zijn geboekstaafd, in het bijzonder die, welke de schrijver zelf heeft medegemaakt. De artillerie en de militaire administratie (de geneeskundige dienst heeft minder reden van klagen) worden wel wat stiefmoederlijk bedacht. X.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 624