52 bestaan, omdat, evenals thans, nu die plaatsing is een administra. tieve maatregel, zou kunnen worden bepaald, dat korps- en detache mentscommandanten de straf slechts zouden mogen voordragen, de afdeelings- en gewestelijk militaire commandanten op die voordracht dienen van consideratiën en advies en de legercommandant, inge volge art. 2 van het reglement op de strafdetachementen, behoort te beslissen, of inlijving bij dit strafkorps al dan niet plaats hebbe. Yoldoende waarborgen dus, dat er geen onrecht zal geschieden. Alleen zou kunnen worden gevraagd, of het leekenelement, zonder den rechts kundigen bijstand, dien de krijgsraden bezitten, altijd goed zal we ten te onderscheiden en bepalen wat dienstweigering in tijd van vrede is, welke fijne nuanceeringen bestaan tusschen dienstweigering en insubordinatie (met woorden en daden), hoe zij vaak in elkander loopen en het qualificeeren of liever determineeren van het feit, dat het resultaat is eener analyse, waartoe rechtskundige kennis en rechtskundig ontwikkelde hoofden worden vereischt, mag worden beschouwd in den regel niet boven de krachten van het leekenele ment te gaan. Over dit bezwaar, om de „gewone" gevallen van dienstweigering in tijd van vrede ter beteugeling over te laten aan de rechtsmacht van den disciplinairen rechter, heeft de toenmalige Minister van Koloniën, zoo 't schijnt, niet gedacht. Ik cijfer het echter niet weg, omdat de practijk mij geleerd heeft, daarmede vaak rekening te moeten houden. Detachements-, korps-, afdeelingscom- mandanten, ja zelfs de legercommandant met zijn departement, zouden rechtskundige adviezen kunnen inwinnen, zal wellicht het antwoord van dezen of genen luiden. Dat zoude de afdoening der Icrijgstuch- telijke bestraffing niet bespoedigen, noch het prestige verhoogen van den disciplinairen rechter, d. i. den chef, strafoplegger. Het Regie- ment van krijgstucht eischt spoedig en kort recht; het wil het vonnis van den disciplinairen rechter, juist tot schraging van zijn prestige, zoo weinig mogelijk aan revisie onderworpen zien. Waren de rietslagen bij de korpsen niet sedert 1874 buiten wer king gesteld, dan zoude tot bestraffing der hierbedoelde gevallen van dienstweigering eene onmiddellijke plaatsing in de 2° klasse van militaire discipline voldoende en eerst bij recidive eene plaatsing bij een der strafdetachementen noodig geweest zijn; vóór 1874 kon het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 63