53 aantal rietslagen tot een maximum van 50 in de 2° klasse van militaire discipline worden opgelegd; sedert dat jaar bedraagt dat ma ximum bij de strafdetachementen 20. Maar bestaat er bij de beteu geling der dienstweigering geen ander doel dan den geweigerden dienst ten slotte te doen uitvoeren? Moet men bij die beteugeling niet tevens trachten, den onwilligen soldaat voor het leger te behouden Behalve het militair belang, dat strenge handhaving der krijgstucht eischt, zijn hierbij nog andere belangen in het spel; men denlce aan de groote behoefte aan Europeesche soldaten, de bezwaren der aan vulling van het leger en de kosten der werving. Ik herhaal dus mijne vraag: zou men den soldaat, die voor dienst weigering gestraft wordt met eene onmiddellijke plaatsing in de 2° klasse van militaire discipline of bij het strafdetachement, voor het leger behouden In de 2C klasse van militaire discipline komt de dienstweigeraar, de onwillige soldaat, nog niet tot bezinning, hoe on aangenaam het verblijf in dezen strengen strafcursus voor hem moge zijn. Bestaat de drijfveer tot dienstweigering nog bij hem en deze is bij het gros tegenzin in den dienst dan zal hij doorgaan met dienst te weigeren; want zijn doel is, van het dienstverband ontsla gen te worden. Eerst de rotting bij het strafdetachement zal hem ontzag inboezemende straf van rietslagen houdt den onwilligen sol daat in toom. Yoor deze straf althans bestaat bij de overgroote meerderheid der Europeesche soldaten nog vreeszóóveel vrees zelfs, dat wanneer de dienstweigeraar zijn voornemen wilde doorzetten, om zich aan zijn loopend dienstverband te onttrekken, hij, eenmaal bij het strafdetachement zijnde, daartoe geene dienstweigering als middel zoude aangrijpen, maar feitelijke insubordinatie of diefstal in de chambréewaarvoor hij niet geslagen wordt of langer bij het straf detachement behoeft te blijven, maar voor den krijgsraad moet ko men, met de zekerheid, zijn verblijf bij het strafdetachement te verwisselen met dat in de gevangenis, om na ommekomst van zijn straftijd niet meer in het leger terug te keeren. Men zal mij moeten toegeven, dat een dergelijke behandeling van lijders aan de ziekte der dienstweigering, maar vooral van recidivis ten, noch in het belang van den lijder zeiven, noch in dat van het leger of van den Staat is. De rotting heeft trouwens zeer weinig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 64