58
gaande, geloof ik, niet moeilijk meer. Door het voorstel aan te nemen
van generaal De Neve, behoeft men hoogstens slechts de artt. 95
en 96 C. W. gedeeltelijk te wijzigen. Kiest men de disciplinaire
bestraffing daarentegen, die den dienstweigeraar in eens streng en
gevoelig moet treffen, dan is het aantal wijzigingen in onze wetboe
ken en de daarmede verband houdende bepalingen van het admi
nistratief recht grooter, maar brengt men tevens eene fundamenteele
wijziging in het karakter van het Reglement van Krijgstucht. Dit
karakter kan, zooals ook uit art. 12 C. W. blijkt, moeilijk worden
gewijzigd.
De vraag is thanswelke crimineele straf behoort te worden geko
zen? Eene straf, die gevoelig is, maar tevens de meeste kansen
biedt, den dienstweigeraar voor het leger te behouden. Zal de keuze
zich bepalen tot eene plaatsing bij een straf detachement, in navolging
van het Belgisch militair strafwetboek, of tot militaire detentiein
navolging van het denkbeeld van den generaal De Neve? Mijn ant
woord is niet onbekend meer.
De straf van militaire detentie biedt m. i. de meeste kansen aan,
niet alleen van den dienstweigeraar geen recidivist te maken, hem
niet van kwaad tot erger te laten komen, zooals door het stelsel der
achtereenvolgende, disciplinaire bestraffingen wordt bevorderd, maar
hem tevens te behoeden voor eene plaatsing bij een straf'detachement,
dus voor de straf van rietslagen, die den soldaat nooit releveeren
kan, maar hem in moreelen zin nog lager doet zinken. De straf moet
niet alleen repressief werken. In het welbegrepen belang van den
delinquent, maar ook van het leger, dat zijne soldaten noodig heeft, en
den Staat, die miliioenen aan dat leger besteedt, moet getracht wor
den, den onwilligen soldaat met gepaste en beleidvolle middelen
zoolang mogelijk voor het leger te behouden. In praeventieven zin
zal de straf van militaire detentie voor dit beginsel meer dienstig
zijn en ook voor de toepassing van dat beginsel beter werken, dan
die van plaatsing bij een straf'detachement. Met deze straf behoudt
men minder soldaten voor het leger, dan met die van militaire de
tentie. De statistiek zou daarover uitspraak kunnen doen. Ten
einde de waarde van dat behoud toe te lichten, is hier eene meer
gedetailleerde beschouwing van het militaire gemoedsleven gewenscht.