67 De normale formatie isblijkens dit overzichtniet noemenswaar dig gewijzigd. De tegenwoordige formatie daarentegen wel; deze is namelijk ver minderd met 7 officieren en 867 Europeanen, tot heden bij de depot bataljons boven de formatie toegestaan, omdat de normale formatie van deze bataljons geheel onvoldoende was gebleken, om hen ook maar eenigszins in staat te stellen aan hunne bestemming te beantwoorden. Het vorig Kol. Yersl. had ons reeds op deze gemakkelijke wijze van vermindering van het incompleet aan Europeanen geprepareerd. Wij lazen daarin (Mil. Tijdschr. 1885 blz. 29), dat nader onder de aandacht der Indische Regeering was gebracht, dat door de toen vigeerende formatie aan de uitzending van suppletie-troepen eischen werden gesteld, die kwalijk te bevredigen zouden zijn. Wij merkten toen reeds op, dat het gevolg van dit „onder de aandacht biengèn gemakkelijk te voorzien was: de boven de formatie der depot-ba taljons gevoerde Europeanen zouden in 1885 verdwenen zijn. En zij zijn nu verdwenen. Daar de sterkte van het Europeesche element in het jaar 1884 tevens met 400 man is toegenomen, is dus op deze wijze het in compleet van dien landaard, dat in het voorafgaande jaar het aanzienlijke cijfer van 2000 had bereikt, op 1 Januari 1885 nog slechts 750 man. Wij hebben nog maar éëne dergelijke formatie-vermindering noo- c]igb. v. van de garnizoenstroepen te Atjeh met het oog op den vre destoestand om een flink overcompleet aan Europeanen te krijgen. Niets is gemakkelijker dan voor zulk eene vermindering een gang baar argument te leveren. Men heeft daartoe slechts een paar on gelijksoortige grootheden te vergelijken, om tot eene tegenstelling te geraken op de wijze, als dit ten vorigen jare in de Tweede Kamer geschiedde, waar beweerd werd„het Indische leger heeft meer be hoefte aan rust en oefening dan aan uitbreiding der formatie iets dat de Minister gaarne toegaf. Alsof juist eene uitbreiding der depots niet onmiddellijk tot rust en oefening voor de nu als depot gebruikte en daardoor uitgeput, maar volstrekt niet geoefend wordende veldba- taljons zoude leiden. Wij hooren het „sommige leden" al zeggen: „de bezettingstroepen te „Atjeh hebben meer behoefte aan waakzaamheid dan aan een groot

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 78