69 -
mededeelt, dat er thans in Nederland zóóveel jongelieden voor Indisch
militair doktor of apotheker worden opgeleid, dat men er best twee
Indische legers mede zou kunnen voorzien, dan behoeven we ook
in dat opzicht geene vrees te koesteren.
Voorziening in de behoefte aan militairen beneden den rang van officier.
Omtrent de verliezen aan, en de aanvulling van militairen beneden
den rang van officier geeft het Kol. Versl. de gewone gedetailleer
de staten, die wij hier niet overnemen. Het eindresultaat, dat nl.
de sterkte van het leger met 1000 man is toegenomen, blijkt
reeds uit het hiervóór op blz. 66 gegeven overzicht. De oorzaken van
deze toeneming der sterkte zijn gelegen in de mindere verliezen,
gepaard met de betere resultaten der werving, vergeleken met, het
voorafgaande jaar.
Hoe spoedig dit kan verkeeren, leert ons de uitkomst in het jaar
1885. Volgens de mededeeling van den majoor W. P. Braun, in het
vorig N°. van dit tijdschrift, is toch de stérkte van het Inlandsch
gedeelte van het leger in dat jaar met het aanzienlijk cijfer van
2200 man verminderd.
Het aantal vreemdelingen daalde met 2 °/0het bedroeg op 1
Jan. 1885 nog 39 i de werving van vreemdelingen niet
onbelangrijk is beperkt Franschen en Walen worden in 't geheel
niet meer aangenomen en van de overigen alleen zij, die Duitsch of
Nederlandsch verstaanzal dit cijfer uit den aard der zaak hoe
langer hoe gunstiger worden. Men moet hier echter niet-vergeten,
dat de vreemdelingen nu wel is waar in aantal verminderen, maar
dat zij daarentegen gaandeweg allen tot een of twee verwante natiën
zullen behooren en men dus in 't vervolg niet meer, zooals vroeger,
in het antagonisme der verschillende landaarden een tegenwicht zal
vinden tegen mogelijke aanmatigingen van do eene of andere zijde.
Omtrent de aanvulling van het kader is het Kol. Versl. zeer op
timistisch. Het zegt nl.
„Wel is waar bleef op 1 Jan. 1885 (behalve bij de genie) nog een
„incompleet aan onderofficieren aan te vullen, maar dit incompleet
„was niet veelbeteekenendbij de infanterie waren daarenboven een
„niet onbeduidend aantal korporaals overcompleet."
Wanneer we de cijfers eens nagaan, waarop deze gunstige be-