76 middeld bedroeg 18 officieren en 325 mindere militairen. Van de ze sterkte werden in liet jaar 1884, 236 militairen wegens ziekte geëvacueerd, d. i. 75°/0, waarvan er slechts 58 volkomen herstelden. Werkelijk ontmoedigende cijfers, vooral wanneer men in het Kol. Versl. van een voornemen tot het nemen van maatregelen Van af- doenden aard niets vindt vermeld. (1) Toch zoude er, bij ernstigen wil, zeer goed een afdoende maatre gel te nemen zijn. Wanneer men eens nagaat, dat in Nederland zelf, waar men voor de kustverdediging geen geld en moeite spaart, de haven van Y- muiden, die heel wat ongunstiger gelegen is voor de verdediging en heel wat meer blootgesteld aan een onverhoedschen aanval dan die van Tjilatjap, slechts verdedigd wordt door één fort, terwijl zich te Ymuiden zelf geen man garnizoen bevindt, dan mag men wel aan nemen, dat het leggen van een permanent garnizoen te Tjilatjap, met het oog op een mogelijken aanval van een Europeeschen vijand, evenmin strikt noodig is, mits men slechts evenals in Nederland de middelen hebbe, om die bezetting, bij opkomend oorlogsgevaar, zoo noodig met spoed derwaarts te kunnen dirigeeren. Yoor de be waking van gebouwen enz. heeft men toch waarlijk geen afzonderlijk garnizoens-bataljon noodig; een detachement pradjoerits is voor dat doel even geschikt. Vestingartillerie bevindt zich te Ymuiden evenmin, noch in de plaats zelve, noch in het fort en het zou mij zeer verwonderen als in het fort in gewone tijden meer personeel aanwezig was dan een fort wachter met wellicht enkele geëmploieerden voor het in orde houden van het materieel. Men kan dus, dunkt mij, voor de Tjilatjapsche kustbatterij daarmede ook wel volstaan. Gezonder plaatsen, waar men het voor Tjilatjap bestemde garnizoen zou kunnen legeren, zóó dat het bij opkomend oorlogsgevaar tijdig op zijn post kan zijn, zijn wel te vinden. Vooral wanneer de spoor- weglijn TjilatjapDjokdjakarta gereed zal zijn, wat in het volgend jaar kan worden te gemoet gezien, heeft men in dat opzicht keus genoeg. Belooningen en straffen. (1) Volgens de jongste dagbladberichten is de toestand thans, na het invallen van den westmoeson, weder treuriger dan ooit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 87