HEI1 EXAMEN TER TOELATING TOT DE 2de AFDEELIISG
YAN DE KRIJGSSCHOOL.
Schrijver. Ik vrees dat de tegenwoordige regeling van het examen
ter toelating tot de 2e At'd. van de Krijgsschool oorzaak kan zijn, dat
officieren tot de lessen toegelaten worden, zonder daartoe ten volle
recht te hebben.
Tegenstander, 't Examen is zóó, dat men flink studeeren moet,
wil men slagen. In zestien vakken, na eigen studie, een goed exa
men doen, pleit m. i. nog al voor de bekwaamheid van den adspi-
rant. Wie daaraan voldoet, kan ook verder leeren.
Schr. Wat verstaat ge door flink studeeren? Yolhardend of de
gelijk Neem één handleiding tot de kennis van de wapenleer, één
idem versterkingskunst, één idem tactiek, één idem enfin voor elk
vak; bepaal u tot het leeren daarvanneem deel aan het examen, en
ge kunt met succes aan de eischen van het programma voldoen en
toch zeer weinig gezond verstand rijk zijn.
Tegenst. Ik wil het gezond verstand niet wegcijferen, maar kunde
acht ik zekerder. Als het op handelen aankomt, moet niet gevraagd
worden hoe? maar moet het: zoo! gereed zijn. De commissie moet
niet onderzoeken, hoe men aan de kennis komt, maar wel ot er ken
nis is.
Schr. Accoord! maar het programma moet zoodanig zijn, dat
iemand met onvoldoende kundigheden niet voldoen kan. De com
missie moet wel degelijk den omvang van kunde en kennis beoor-
deelen. Wie een vak bestudeert, moet trachten eene overtuiging te
krijgen, zoodat, om bij uwe woorden te blijven, waar noodig naast
het hoehet zoo\ als van zelf opdoemt, uit kracht van gewoonte.