99
was (3e en 2« klasse), in staande houding te schieten, een goed schot
doet in een voor hem nieuwe en, omdat ze hem nimmer geleerd werd,
minder gemakkelijke houding; het vuren in verspreide orde, dat hoogstens
vijfmaal 's jaars plaats vindt, aangenomen nog dat de man daarbij steeds
present is, zal hem dat zeker niet eigen maken.
Wensehelijker zou het dan misschien ook zijn, wanneer door alle
schutters nu en dan de verschillende houdingen werden aangenomen, b. v.
de eerste schietoefening in de maand staande schietende 2° knielende;
de 3e zittende; de 4e aangeleund, enz. Men zou dit naar verkiezing
kunnen regelen, mits alle schutters bepaaldelijk gewend worden in de
opgenoemde houdingen te leeren schieten.
De ondervinding heeft mij bovendien geleerd dat er vele schutters,
vooral jonge inlandsche soldaten zijn, voor wie het geweer met opgeplaats-
te bajonet wel wat zwaar is, om in de voorgeschreven staande houding
een goed schot te doen; meermalen heb ik dan ook gunstiger uitkomsten
bij het schieten zien verkrijgen, wanneer dienzelfden man vergund werd
in knielende, dan wel in zittende houding te schieten. Het voorschrift
laat deze houdingen niet toe voor de 3° en 2° klasse en is het dan ook
mijns inziens in niet geringe mate hieraan toe te schrijven, dat velen
altijd in de 3« klasse en bijgevolg slecht schutter blijven.
In het voorschrift betreffende de wapenen en schietoefeningen 2e Afd.
C., blz. 82, wordt in eene noot aangegeven, dat de man reeds hij het
vaardig maken den rechtervoet rechts en achterwaarts afzetzulks geeft
buiten twijfel den man eene vaste houding, maar in deze houding mag
hij in gesloten orde alleen vuren, wanneer hij in het achterste gelid staat;
in het voorste gelid staande blijft de rechtervoet achter en tegen den linker
en zoude het daarom dan ook nuttig zijn, dat de man ook in die hou
ding nu en dan een schot deed.
Ook de scherpschutters en schutters der 1° klasse die nu steeds eene
houding naar verkiezing mogen aannemen, gewennen zich te veel aan
eene bepaalde, voor hen meest verkieslijke houding, welk kwaad echter
nog niet zoo groot is dan gedwongen te zijn, altijd in staande houding
te schieten.
Zou het niet mogelijk zijn om, in plaats van altijd op de baan zelve
te schieten, daarnaast een en ander aan te brengen, om den schutter te
gewennen zijn wapen meer te gebruiken, zooals in de werkelijkheid het
geval zal zijn; mij dunkt in de meeste garnizoenen bestaat daarvoor ge
legenheid. Met weinig moeite kan op de verschillende afstanden naast
de baan worden aangebracht b. v. eene ingraving, ophooging, liggende
boomstam, een soort galangan, enz. Laat men dan struikgewas en