HET GEWEER EN DE PATROON VOLGENS
HET STELSEL RTJBIN.
De ondoenlijkheid om, bij een kaliber van 10 all ml., de ballis
tische uitwerking van het infanteriegeweer afdoende te verbeteren,
zonder daardoor andere nadeelen te zien ontstaan, gaf den majoor
Rubin, directeur der Zwitserscbe munitiefabriek, aanleiding nauw
keurige proeven te nemen met wapens van klein kaliber (9, 8.5
en 8 ml.)
De sedert 1879 door den majoor Rubin voor eigen rekening be
gonnen proeven kregen hare eerste verwezenlijking in een geweer
van 9 mM. kaliber.
Behalve door de sterkhellende trekken wordt dit geweer geken
merkt door het projectiel met koperen mantel dat zich bijzonder
eigent tot het ontwikkelen van eene groote rotatie-snelheid en eene
nauwkeurige leiding door de trekken - en door het beginsel voor de
samenstelling der buskruitlading aangenomen. Deze lading bestaat
namelijk uit een enkele korrel of koek, die door persen de vereischte
dichtheid verkrijgt; hierdoor is men in staat, om zelfs bij een groot
ladingsquotiënt, eene kleine of korte patroon te gebruiken.
Nadat ladingsquotiënt, trekhelling en projectielvorm juist waren
berekend, konden reeds in het voorjaar van 1881 de ballistische
gegevens opgemaakt en aan het Zwitsersche departement van oorlog
voorgelegd worden.
De bij deze eerste hoofdproef gebruikte patronen hadden centraal-
ontsteking en eene kruitlading van 4.7 G. buskruit N°. 3, rondkorrelig.
Het gewicht van het projectiel bedroeg 20 G., de lengte 3.5 kaliber
bij eene belasting op den mM2. doorsnede van 0.3 G.
Aangezien het vooruitzicht bestond, dat bij verdere vermindering
van kaliber de uitkomsten ten opzichte van de bestrekenheld der