514
Waar cle oude geweren blijven.
Zwitserland heeft zijne vroegere Milbank-Amsler geweren, ongeveer
50,000 stuks, in het buitenland voor 2,80 francs per stuk verkocht. Vol
gens bericht gaan zij naar Afrika, na vooraf in voorladers te zijn veran
derd, daar de levering van achterlaadpatronen op hunne bestemmingsplaats
te lastig is. Deze terugkeer van het achterlaad- tot het voorlaadstelsel
kan ons, voor het beoogde doel, te minder bevreemden, wanneer wij weten
dat in Hamburg zelfs oude voorladers met percussieslot in vuursteen
geweren worden veranderd voor Afrika, omdat men daar ook het gebruik
van slaghoedjes nog te ingewikkeld vindt.
lteeds 10 jaar geleden had Zwitserland die geweren tegen 6 francs per
stuk in Azië kunnen verkoopen, maar daar destijds de voorraad Vetterli-
geweren nog niet groot genoeg was, werd die koop niet gesloten.
De Algemeine Militar Zeitung, waaraan wij deze mededeeling ontlee-
non, voegt er niet bij aan welk kantoor in Azië de geweren geleverd
hadden moeten worden. Wie weet of wij, als de koop ware tot stand ge
komen, door bemiddeling van de Straits-Settlements niet op proefonder
vindelijke wijze te Atjeh met de uitwerking van het Zwitsersche Milbank-
Amsler systeem hadden kennis gemaakt.
Feitelijke insubordinatie en insubordinatie door gebaren.
In mijne beoordeeling der „Handleiding ten dienste van het Militair
Recht" van 6. J. W. Koolemans Beijnen releveerde ik (Ind. Mil. Tijdschr.
1886 N°. 2 blz. 169) het verschil in de opvatting van het. begrip van fei
telijke insubordinatie bij den Nederlandschen en den Indischen militairen
rechter. Terwijl in Nederland onder daden van geweld (art. 100 C. W.)
ook worden begrepen daden, welke feitelijk geweld tegen den meerdere
beoogen, doch waarbij dit opzet, door omstandigheden van des daders
wil onafhankelijk, is verhinderd (b. v. het werpen met een voorwerp naar
een superieur, met het doel hem te treffen, doch zonder dat hij geraakt
wordt), worden in Indië dergelijke daden als insubordinatie door gebaren
beschouwd.
Een nieuw bewijs voor het bestaan dezer opvatting vinden wij in het
volgende:
Bij vonnis van den krijgsraad te Padang dd 13 November 1885 werd