BOEKAANKONDIGING. V Beschrijving van den Atjeli-oorlog, met gebruik- making der officieele bronnen, door het De partement van Koloniën daartoe afgestaan, samengesteld door E. B. Kielstra, Majoor der genie van het Nederlandsch-Indisch leger, 's Gravenhage, de gebroeders Yan Cleef, 1884 en 1885. Afleveringen 5 tot en met 20. In nummer 11 van den 14den jaargang van dit tijdschrift werden de 4 eerste afleveringen besproken, welke liepen tot en met de bemeeste- ring van den Kraton. Wij vervolgen thans de aankondiging van Kielstra's werk. Het onmiddellijk gevolg van gezegde bemeestering was, dat eenige Atjehsche hoofden van aanzien, als Toekoe Nek, Toekoe Lampasej, Toe koe Nja Abas en Toekoe Nja Mohammad, zich openlijk aan onze zijde schaarden, waartoe zij te eerder overgingen, toen na den dood te Pagger- Ajer op 26 Januari 1874 van Atjeh 's laatsten sultan, onder de voor naamste hoofden volslagen anarchie heerschte. Hoe ook onderling verdeeld, zou echter weldra blijken, dat zij op het punt van zich al of niet langer tegen de Nederlandsche strijdmacht te verdedigen het vrij wel onderling eens waren. Inmiddels had op den 31en Januari de generaal Van Swieten de later veel besproken proclamatie uitgevaardigd, dat Atjeh krachtens het recht van overwinning voortaan tot het Nederlandsch-Indisch gouvernement zou behooren, terwijl ongeveer terzelfder tijd enkele verkenningen naar 's vijands zijde werden gedaan, die al ras de noodzakelijkheid aantoonden' dat de bezetting van den kraton hare wieken verder diende uit te slaan. Longbatta werd verkend, Bital en Ketapan Doewa genomen. Liet de vijand in laatstgenoemde kampong 70 lijken liggen, wij daaren tegen betreurden 6 dooden en 56 gewonden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 615