106 geest zelf noodig achten; de kleeding bepaalt zich eveneens tot enkele hoogst eenvoudige stukken, en wat het gebruik betreft, zoo behoeft men hen, na korte oefening, slechts van de noodige draagbamboe en rottan te voorzien, met eenige hunner mandoers tusschen een hoop vrachten te zetten, van welken vorm ook, mits niet zwaarder dan een 50 KG. per colli, om spoedig het transport in beweging te zien. 't Is dan ook geen wonder dat wij, in deze omstandigheden, bij ons leger, van de lastdieren met al hun omslag van geleiders, fourage, harnachement, bijzondere verpakking van vracht, enz., niet gediend zijn en deze slechts gebruiken voor het transport van artillerie- materieel en munitie, die door groot gewicht zich dikwijls minder tot vervoer door menschenhanden eigenen en waar eenvormige verpakking- in kisten, voor transport op draagbokken geschikt, geen bezwaar oplevert. Alleen wat voeding betreft, verkeeren wij in een minder gunstig geval dan do groote koloniale mogendheden bij hunne boven beschreven veroverings- of tuchtigings-expeditiën. Zooals uit het voorafgaande bleek, was voor de koelies bij die gelegenheden meermalen alleen betaling en kleeding noodig on voorzagen zij zelf in hunne voeding. Dit is ten onzent ondoenlijk. Daargelaten dat slechts zelden de hulpbronnen van het land, waarin men oorlog voert, daartoe voldoende zullen zijn, mogen wij bovendien onze dwangarbeiders, die dan toch altijd misdadigers blijven, niet in de gelegenheid stellen, onder voor wendsel van het aanschaffen van voedsel, in nauwe en veelvuldige aanraking te komen met de bevolking op het terrein der marschen of operatiën, welke bevolking de schadelijke zijde dier aanraking vermoedelijk in hooge mate zoude ondervinden. Wij moeten ons dus getroosten de vivres, ook voor onze koelies, steeds zelf mede te voeren. Daartegenover staat dan weer het voordeel, dat men nu van eene geregelde en goede voeding steeds verzekerd kan zijn. Ten opzichte der geneeskundige verzorging onzer zieke koelies staan wij bij onze koloniale naburen niet ten achter. Zien wij deze hier en daar, maar niet immer, Europeesche of Iulandsche geneesheeren bij de koeliekorpsen indeelen, onze wijze van verpleging door Europee sche geneesheeren en verzorging in hospitalen te velde, behoeft daar voor zeer zeker niet onder te doen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 117