108 De commandant der expeditie vervoegde zich den 22e" April bij de troependrie dagen later namen de operatiën een aanvang. Tot dien tijd had men zich onledig gehouden met den opvoer van vivres en krijgsbehoeften. Koelies waren niet van .lava medegenomen. De resident van Palembang was echter gemachtigd een zeker aantal koelie-boedjangs in dienst te stellen voor transportdienst Deze koelies werden in heerendienst opgeroepen en kregen eene betaling van f 0.125, be nevens een rantsoen van 0.(1 KG. rijst, 0.08 KG. zout en 0.06 KG. gedroogde visch per dag. Zij stonden onder hun eigen hoofden, penggawas, proatins en pasirahsde penggawas kregen hetzelfde loon als de koelies, de proatins f 0.25, per dag. Deze koelies voldeden slecht. Yooreerst schijnen zij over 't al gemeen zwak van gestel geweest te zijn, ten minste bij het eerste transport gewonden leest men in het journaal van den expeditie- commandant reeds klachten, dat zij te zwak waren voor deze diensten. Ten tweede waren de Palembangers in 't algemeen zeer afkeerig van het dragen van lasten, zoodat zij, die geld hadden, dikwijls liever f 100 tot f 150 aan een plaatsvervanger betaalden, dan voor den tijd van 1 of 1 i maand (de gewone duur van eene oproeping) als expeditionnair koelie dienst te doen. Bovendien was hun arbeid niet van de lichtste, want hoewel op het terrein der operatiën vele goede wegen werden aangetroffen, maakten de diepe ravijnen der talrijke rivieren, die overgetrokken moesten worden, her transport op groote schaal zeer vermoeiend. De transportdienst wordt dan ook door den expeditie-commandant eene helsche plaag voor de bevolking genoemd. Hoewel het civiel bestuur de koelies steeds in voldoend getal opriep en zij gewoonlijk ook, hoewel langzaam, opkwamen, was de desertie zeer groot, wat ondanks de zware, daarop gestelde straffen zeker geen verwondering kan baren. Herhaaldelijk werden de operatiën dan ook door gebrek aan koelies vertraagd en talrijk zijn de klachten daarover. Niet vreemd is b.v. eene vermelding in het journaal als deze: „Op morgen zal, indien de benoodigde koelies, daartoe opgeroepen, „aankomen, eene patrouille uitrukken naarsterk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 119