DE TRANSPORTMIDDELEN BIJ MILITAIRE EXPEDIT1ËN. (Vervolg van blz. 536). Expeditie naar Dufla (18741875). Gedurende de expèditie naar Dufla commandeerde de kolonel Baigrie een korps van 1200 dragers, gerecruteerd uit de Sikhs, de bewoners van den Pendjab, Afghanistan en Népaul. Dit korps, met de grootste zorg georganiseerd, was verdeeld in 4 divisiën van 3 compagnieën a 100 man. Elke divisie werd gecomman deerd door een Engelsch troepenofficier. Elke compagnie van 100 man had aan haar hoofd een Europeesch onderofficier; 4 sirdars of mandoers waren ieder belast met eene sectie van 25 koelies. Een Engelsch geneesheer was aan het korps verbonden. De Europeesche onderofficieren waren belast met de zorg voor de voorraden, het aanhouden der dagjournalen, rapporten, enz. Het korps dragers was ondergeschikt aan den generalen staf; de kolonel Baigrie was, op grond van de ondervinding, die hij opgedaan had in de expeditiën naar Abyssinië, voorstander van eene organisatie geheel onafhankelijk van de intendance. De opmerkingen van den kolonel Baigrie zijn in de volgende punten samen te vatten „De koelies gehoorzaamden beter aan de officieren en onderofficieren dan aan de mandoers. Het is dan ook wenschelijk, om Inlandsche soldaten als mandoers te gebruiken. „De bepalingen van de dienstverbintenis kunnen niet te duidelijk zijn; het ronselen is zeer af te keuren. Bij het geneeskundig on derzoek vóór de verbintenis zoude het wenschelijk zijn, de dragers als proef een afstand van 400 M. te laten afleggen. „De beste belasting is 18 KG. In geval van noodzaak kan men 1886, Dl. II, 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 12