169
Verandert men bovendien de nu gevolgde wijze van beloonen
d.i. éénmaal per kwartaal in een maandelijksche belooning van
b. v. twee gulden voor elk van de zes beste richters tijdens die
maand, dan geloof ik dat er voor deze hoog noodige zaak vrij wat
meer ambitie zou betoond worden dan nu wel het geval is.
Nog iets; bij de batterijen te Weltevreden wordt, steeds opgenomen
het aantal seconden, hetwelk verloopt van het begin tot het einde
van de eerste richtingof zulks bij de andere batterijen ook ge
schiedt, is mij onbekendik geloof evenwel dat het opnemen van
dit tijdsverloop geen gunstigen invloed op het richten uitoefent. Of
bij het werkelijke vuren de richter 15, 20 of 25 seconden be
steedt aan het richten van zijn stuk, zal wel niets uitmaken;
door er bij de oefeningen op te letten, brengt men er hem toe zich
te haastendit haasten wordt een gewoonte en moet, dunkt mij,
invloed ten kwade op het richten hebben. Liever zou ik dan ook
integendeel den richter er op willen wijzen, zich den noodigen tijd
te gunnen.
,4°. Bij enkele batterijen exerceeren de kanonniers eenmaal, bij
andere batterijen tweemaal per week uit de kanonnierschoolonge
rekend natuurlijk waar deze bij sectie-, batterij- en divisie^chool, dan
wel bij het stelselmatig richten te pas komt. Ik vermeen ook dat
éénmaal voldoende is; wordt eenzelfde exercitie te dikwijls her
haald, slechts een minder goed exerceeren is daarvan 't gevolg; ook
hier geldt de waarheidal te veel schaadt.
Voor deze exercitie een gedrukt reglement te bezitten, is nog altijd
een van de vrome weuschen; in het begin van 1880, terstond na het
uitkomen van een proef-veldbatterij, werd reeds met het kader van
de lc compagnie naar een geschreven voorloopig reglement geëxer
ceerd en nu zes jaar later geschiedt zulks nog, niettegen
staande de achterlaad-veldbatterijea reeds sinds 1884 in dienst zijn.
Voor de manoeuvres de force is bij de divisie alhier zelfs van een
voorloopig (geschreven) reglement nog geen sp'ake; toch maakt de
inrichting van het nieuwe materieel een algeheele herziening noodig.
Wenschelijk zoude het dan ook zijn voorzekeren zulks te meer
met het oog op het weldra in dienst stellen van het nieuwe berg-
materieel dat het samenstellen van de vereischte reglementen aan
1886, Dl. II 12