180 voor een groot garnizoen worden beschikt, dan wordt een tweede ko gelvanger gemaakt op 200 M. van den eersten verwijderd. De schijven worden opgesteld op 5 M. vóór den voet des kogelvangers. Vóór de lijn der schijven is de loopgraaf voor de waarnemers (abri des marqueurs) gewoonlijk 2 M. diep; op 2 M. van die loopgraaf maakt men zoo mogelijk een uitgraving van 2 M. diep, die flauw hellend in het terrein op 100 M. van de schijven te niet loopt. Deze uitgraving heeft ten doel, om zooveel mogelijk het opstuiten der te laag gaande kogels tegen te gaan (de aanslagen op te vangen), en het leveren der aarde voor de kogelvangers. Men geeft haar daarom een breedte iets grooter dan die van den ko gelvanger langs de kruin; heeft men last van het water in die uitgraving, dan wordt een zinkput gemaakt. Mocht door het water of om andere redenen het graven tot een diepte van 2 M. niet uitvoerbaar zijn, dan worden de schijven hooger geplaatst en de kogelvangers opgehoogd, en wel zooveel als de loopgraaf aan diepte te kort komt. De schijven staan dan altijd 2 M. hooger dan de bodem van de loop graaf en de kruin van den kogelvanger is altijd 6 M. boven den onder kant der schijven; daar de uitgraving vóór de loopgraaf dan slechts gedeeltelijk kan worden gemaakt, neemt men de aarde voor de kogel vangers benoodigd uit het achterliggende terrein. De loopgraaf voor de waarnemers (abri des marqueurs) is voorgesteld als type in de fig. 1, 2, 3 en 4 van PI. I. De breedte en diepte van de loopgraaf mogen niet worden gewijzigd, daar zij de veiligheid van het personeel waarborgen. De aanwijs- tevens plakstok (palette PI. I, tig. 5) bestaat uit een houten stok van 3 M. lang, aan één uiteinde voorzien van een schijfje van 0.25 M. middellijn. Dit schijfje, met 3 schroeven aan den stok bevestigd, is van plaatijzer of blik, dik 0.001 M., gedeeltelijk uitgesneden (a jour) en met zwart papier bpplakt. Achter en tegen het schijfje in de richting van de loodlijn door het middelpunt is een linnen stempel (tampon) bevestigd aan het uiteinde van een houten steeltje, dat schuins bovenwaarts aan den stok is vastgehecht. Het waarnemerspersoneel bestaat voor elke schijf uit drie personen, één hou der van de seinvlag, één plakker en één handlanger. Na elk schot wordt de vlag opgestoken en het sein gedaan, om de treffers aan te geven (van links naar rechts en terug, op en neer en loodrecht zonder beweging). Gedurende dien tijd sluit de plakker het gat, de handlanger legt daartoe

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 191