182
uitkijk), ten einde het vuur zoo uoodig gemakkelijk te doen stakendaar
om is het duidelijk dat een zacht dalend terrein de voorkeur verdient
boven een stijgend terrein, daar dit moeielijker te overzien is.
De vrije ruimte achter de schijven moet op gelijk terrein ongeveer
1370 M. bedragen.
Deze diepte kan evenwel geringer zijn, indien het terrein aanmerkelijk
stijgt. Bij het kiezen van nieuwe schietterreinen moet het recht worden
gevorderd, over het terrein achter de schijven heen te vuren tot op den
noodig geachten afstand, indien het niet noodig is dat terrein aan te
koopen.
De hoogte van den kogelvanger is afhankelijk van het achtergelegen
terrein. Onder gewone omstandigheden behoeft die niet meer te bedragen
dan 6 M.; in zee vurende is 3.6 M. voldoende. In geheel vlak terrein
moet de kogelvanger, indien de vrije ruimte daarachter minder dan 1370
M. diep is, 13.5 a 15 M. hoog zijn.
In sommige gevallen kunnen de schijven zoodanig worden opgesteld,
dat de aard van het terrein onmiddellijk daarachter het opwerpen van
een kogelvanger onnoodig maakt. Tot het opvangen van verdwaalde
kogels en dus tot het verzekeren van de veiligheid, moet het terrein
stijgen onder een hoek van minstens 45°onder een kleineren hoek zouden
de kogels moeielijk worden opgevangen en de kansen voor opstuiting
vermeerderen, het terrein zou dus niet meer veilig zijn.
De lengte van den kogelvanger moet voor twéé banen, met een tusschen-
ruimte van 9 M., niet minder dan 13.5 M., gemeten langs de kruin, bedragen.
Aan den voet van den kogelvanger worden steenen of ijzeren beddingen
gemaakt 4.8 op 0.3 M., om de schijven er op te plaatsen en om te kunnen
zorgen, dat deze loodrecht op de rooilijn staan.
Waarnemingsposten worden bij elke schijf gemaakt (PI. I, fig.
6 en 7).
Het dak van den waarnemingspost moet het gewicht van 0.6 M. aarde,
bestemd tegen het indringen van kogels, kunnen dragen. De inwendige
ruimte moet 2.7 op 1.8 M. zijn, de gronddeklcing van achteren 2.4
M. op den grondwaar noodig moet ook de buitenkant door aarde worden
beschermd. Stoelen en kleine tafels moeten worden verstrekt.
De tafel steunt tegen de binnenbekleeding. De waarnemingspost moet
13.5 M. vóór de schijf staan, de binnenkant 4.5 M. buiten de rooilijn. Hij
kan onder een hoek van 45° naar de schijf gekeerd zijn.
Wanneer de aard van den grond het onmogelijk maakt, tenzij met
groote onkosten, een waarnemingspost te maken, worden ijzeren schermen