184 daar dit door het bekend zijn der afstanden voor dat doel weinig geschikt is. In het belang der veiligheid moeten daarbij bijzondere voorzorgsmaat regelen genomen worden en moet het terrein tot minstens 1800 M. achter het doel volkomen vrij zijn. De bepalingen omtrent de inrichting van schietterreiuen enz. in Duirschland houden het volgende in: fl) De schietterreinen moeten zoodanig gekozen worden,, dat zij tot op de grootste dracht van het infanterie-geweer M. 71 (3000 M.), alsmede 500 a 600 M. zijwaarts daarvan volkomen vrij zijn en in die ruimte geen dorpen, gehuchten enz. gelegen zijn. Het verdient aanbeveling de kogelvangers aan den voet van berghel lingen op te werpen. Een volkomen vlak is beter dan een hellend schietterrein, zacht stijgend beter dan dalend; een weeke bodem, die de schootsverheid van opstuiten de kogels vermindert, is eveneens voordeelig. Naast elkander liggende schietbanen worden door tusschenwallen van minstens 3 M. hoogte, 7 M. bodem- en 0.75 M bovenbreedte van elkan der gescheiden. Deze wallen moeten over hunne geheele hoogte aan den kogelvanger sluiten, ten einde het onderling verkeer van het personeel in den waarnemingspost van naast elkander liggende banen onmogelijk te maken. Maken de omstandigheden het aanleggen van zulke wallen niet mogelijk, dan moeten de rooilijnen een tusschenruimte hebben van minstens 30 M. en aan de kogelvangers vleugels gemaakt worden van 3 M. hoogte en 50 M. lengte, welke, evenwijdig aan de banen loopende, deze althans voor een gedeelte scheiden. Doorgangen in die wallen moeten gedurende het schieten door barrières worden gesloten. De kogelvangers bij naast elkander gelegen banen zoo mogelijk in een rechte lijn gelogen moeten van aarde zijn; waar die ontbreekt of zeer moeielijk te bekomen is, kan metselwerk, een hout- of schanskor- venbekleeding gebruikt wordende dekkende aard- of zandlaag moet dan echter altijd 50 cM. dik zijn. Deze voorzorgsmaatregel is eveneens noodig, wanneer de kogelvangers of het terrein in de onmiddellijke nabij heid uit leem of aan verharding onderhevigen grond bestaat. Moet de kogelvanger alleen het achtergelegen terrein tegen misschoten beveiligen dan is een hoogte van 4 M. voldoende. (1) Schiesz Instruction für die Infanterie, 1877.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 195