201
leden van 50 jaar en daarbovenf 2.00.
De contributiën worden geheven naar den leeftijd, dien ieder der leden
op 1 Januari van elk jaar heeft bereikt.
Art. 17. Zoodra het aantal leden van de vereeniging zoo groot is, dat
het' bedrag van de te innen contributiën de maximum uitkeeringssom,
in Art. 20 bepaald, aanmerkelijk overtreft, zullen de contributiën, in
het vorig artikel bedoeld, voor de gepensionneerden hoogstens tot op de
helft kunnen worden teruggebracht.
Art. 18. De inning der contributiën geschiedt uiterlijk op het einde
van de maand, waarin de kennisgeving van het overlijden ontvangen is,
in Indië op de wijze door het bestuur te bepalen, in Nederland door den
correspondent.
De contributiën van de in Indië woonachtige leden, die niet meer tot
het leger behooren, moeten vrachtvrij aan den secretaris-penningmeester
worden overgemaakt.
Art. 19. In Indië aanwezige leden kunnen hunne contributiën bij voor
uitbetaling voldoen, door bij den secretaris-penningmeester een som te de-
poneeren voldoende voor minstens 25 contributiën.
Leden, die in Nederland vertoeven, kunnen tot hetzelfde doel een som
bij 'den correspondent aldaar deponeeren.
Zoodra deze som nagenoeg verbruikt is, wordt liet betrokken lid
daarmede in kennis gesteld.
Art. 20. Het bestuur bepaalt jaarlijks het bedrag van de uitkeering
per sterfgeval; de maximum uitkeering bedraagt één duizend gulden.
Art. 21. De uitkeering geschiedt, zoo spoedig mogelijk na bekomen
kennisgeving van het overlijden, aan de in het bewijs van lidmaatschap
genoemde rechtverkrijgenden.
Heeft een lid bij zijn toetreding nagelaten een persoon of personen aan te
wijzen, aan wie bij overlijden de uitkeering dient plaats te hebben, dan
zal de uitkeering geschieden aan de weduwe of, bijaldien er geen weduwe
is, aan den boedel.
Art. 22. Ieder, die een jaar na de oprichting van de vereeniging
of een jaar na zijn benoeming tot officier nog niet als lid is toegetreden,
dan wel na uitgetreden te zijn, wederom lid wordt, krijgt eerst recht op
de uitkeering, zes maanden na zijn toetreding of wedertoetreding.
Art. 23. Het bestuur bepaalt het tijdstip van uitkeering, ingeval het
overlijden bij schipbreuk als anderszins niet dadelijk te constateeren is.
Art. 24. Het recht op de uitkeering vervalt, wanneer niet binnen een
jaar na het overlijden daarvan kennis is gegeven aan het bestuur of aan den