217 als militaire specialiteit mag hij er m. i. zijne plaats evenmin vinden als een bisschop of een deskundige van den post- en telegraafdienst* In Britsch-Indië is het opperbevelhebberschap van het leger ge scheiden van het beheer van het Departemen t van Oorlog. Die schei ding is, zelfs in vroegere jaren, wel eens voor het Ned.-Indische leger gewenscht. Waarom is mij echter nooit duidelijk voorgekomen. Voor eenige jaren geleden heb ik in dit tijdschrift mijn opstel over den Commandant van het Indische leger geplaatst, waarin ik heb betoogd het nut en de noodzakelijkheid, dat beide betrekkingen in onze koloniën in één hand vereenigd blijven. In het samenstel der Indische regeering is onze opperbevelhebber van het leger Directeur van Oorlogdie van rechtswege zitting heeft in den Eaad van Directeuren. Aan die eenheid van legerbeheer en opperbevelhebberschap worde bij ons, in het belang van het leger, nimmer getornd. Reeds nu wordt er, en terecht, in het geheele leger geklaagd over den fatalen invloed van papier, pen en inktmaar hoe zal het zijn, indien door de scheiding van legerbeheer en opperbevelhebberschap een geberaal als chef der militaire bureaucratie optreedtZou deze opper- officier, bij ontstentenis van den opperbevelhebber, het leger moeten commandeeren Evenmin kan ik mij vereenigen met het geheele stelsel der organisatie van het Britsch-Indische leger. Dat stelsel kan niet in de schaduw van het onze staan. Laat dit feit althans eene voldoening voor ons zijn. Rijken met uitgestrekte koloniën moeten afzonderlijke koloniale legers en vloten hebben, omdat deze aan geheel andere eischen moeten voldoen dan de legers en vloten van het moederland, en de koloniale en moederlandsche eischen te dien opzichte zelden samen kunnen gaan. Ik heb dit denkbeeld omschreven in twee opstellen, die beide in den jaargang 1883 van „De Indische Gids te vinden zijn„De Indische Oorlogsmarine" en „Het stelsel der militaire instellingen voor het Indische leger.Dat denkbeeld moet vooral bij rijken in toepassing worden gebracht, waarin algemeene dienstplicht heerscht. Frankrijk moest het bij de expeditiën naar Tunis en Tonking beseffen en is sedert vier jaren bezig aan de organisatie van een afzonderlijk koloniaal legerwaartoe het langs diplomatieken weg ook aan het kleine Nederland om gegevens vroeg. Italië en Duitschland, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 228