218 begonnen zijn, koloniën te annexeeren, zien het nu reeds in, dat voor de militaire bezetting der buitenlandsche bezittingen eene afzonderlijke krijgsmacht behoort te bestaan, geheel afgescheiden van het leger in het moederland en zooals ook Frankrijk wenscht samengesteld niet uit dienstplichtigenmaar uit vrijwilligers. Dit zag men in Nederland reeds in 1814 zoo juist in. Wij hebben dit stelsel sedert 1817 onveranderd behouden en moeten het nooit prijsgeven. Men kan echter het koloniale leger in de koloniën versterken door dienstplichtigen uit de koloniënzooals ik dit eenige jaren geleden in een opstel in dit tijdschrift heb aange geven, getiteld: „De reserve voor het Indische leger." Die reserve moet uitsluitend uit Europeanen, Indo-Europeanen en desnoods In- landsohe Christenen bestaan. De kern van elk koloniaal leger blijft altijd het Europeesch elementmaar dit moet nimmer van het Inlanclsch element geïsoleerd worden, zooals in het Britsch-Indische legerbeide elementen hebben elkander noodigin het belang van het leger moeten zij samen dienendit kanzooals in ons leger uitstekend gaat, op twee wijzen plaats hebben: 1°. door het vormen van ge mengde compagnieën, en 2°. he t compagniesgewijze vormen van gemeng de bataljons, dat den Brit, den trotschen zoon van Albion, stuitend is. Op deze wijze alleen kan er een hechte band ontstaan tusschen de beide elementen van een koloniaal leger, en die band is niet te ontberen, zooals onze rijke ondervinding ons geleerd heeft. Hoe zoude er van dien band en overigens van een behoorlijk verband sprake kunnen zijn, indien de Europeanen tot het leger in het moe derland behooren en periodiek afgelost wordenzooals in het Britsch- Indische leger? Dit stelsel is bovendien kostbaar en nog op an dere gronden te ontraden. De Europeaan in het koloniale leger, zoowel de officier als de soldaat, moet Indisch leeren worden hij moet de voorooi'deelen van den Westerling (en die zijn vele!) en zijne aanvankelijke antipathieën afleerenhij moet geacclimateerd zijn; hij moet zich inheemsch leeren gevoelen, waardoor overdreven eischen vervallen. Men zoude zich vergissen, te meenen, dat alle officieren in Britsch-Indischen dienst met het Engelsche stelsel tot organisatie van een koloniaal leger ingenomen zijn. Meer dan een Britsch-Indisch generaal heeft aan het onze de voorkeur gegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 229