222 exploiteeren, wat men reeds heeft en zoo goed heeft, of moet het niet gebruiken van hetgeen voor zijne taak geschikt is, wederom geweten worden aan de van ouds bekende weinige eensgezindheid tusschen de geheel van elkander onafhankelijke ministers van lands verdediging: Oorlog, Marine, Koloniën? (1) "Wil de wetgevende macht in Nederland toch eene expeditionnaire afdeeling oprichten, geheel uit vrijwilligers samengesteld, dat het Departement van Kolo niën alsdan alleen bijdrage in de kosten, wanneer deze troep naar Indië gezonden en in Indië gebruikt wordt. Niets billijker dan deze regeling, vermeen ik. Het korps zal dus in den regel in Europa zijn en moet dus tot het leger in het moederland behooren. Aan de levensvatbaarheid van zulk een korps geloof ik niet, zooals ik reeds vroeger breedvoerig heb uiteengezet. Uit het voorgaande zal het niet onduidelijk gebleken zijn, dat de quaestiën van aanvulling en versterking van het Europeesch gedeelte van een koloniaal leger niet met elkander moeten worden verward. Leg er uitbreiding beteekent wèer iets anders. De versterking is een tijdelijke maatregel, waarvoor de elementen bij de Wet moeten wor den aangewezen. Zij zal den Minister van Koloniën geene onrust verwekken. Iets anders is liet met de aanvulling en de legeruitbrei- ding. Zij moeten door de resultaten der 'werving mogelijk worden gemaakt. Over de Indische werving in Europa is reeds veel ge schreven. Hoe de werving in Engeland geschiedt, weet ik niet, maar wel weet ik, dat de werving voor Indië in Nederland zeer impopu lair is, zoo impopulair, dat schilders van naam in een troep door Amsterdam of Rotterdam marcheerende „kolonialen" stof kunnen vinden voor hunne scheppingen op doek en daarvoor in het buiten land met goud worden bekroondDe schilder Israëls junior, dien ik hier op het oog heb, heeft wellicht met zijne schepping geene „rilling" aan hoogerhand willen bezorgendoch ik gevoelde die rilling en velen met mij bij de bezichtiging der reproductie. Zoo laat Nederland zijne Indische strijders naar boord boemelenhad het onderschrift moeten luiden en wat het penseel des kunstenaars heeft gewrocht, is naar het leven, is de waarheid! Onbewust van (1) Zie daarover mijn opstel in den jaargang 1879 van dit tijdschrift, getiteld. „De Wetgevende Macht en de Ministeriën van Landsverdediging."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 233