245
voordeele van de schietoefeningen, maar dan lijden daardoor
andere oefeningen.
Toch kan men het op die manier niet verder brengen, dan dat de
compagnieën voor de schietoefeningen met ongeveer 50 a 60°/o harer
sterkte uitrukken.
Wat de gevolgen van dien toestand zijn, is gemakkelijk na te gaan.
Volgens ons voorschrift duurt het schietseizoen 9 maandenmen
kan dus rekenen op ongeveer 36 oefeningsdagen, als namelijk de
oefeningen steeds gehouden worden, hetgeen volstrekt niet altijd het
geval is; zoo is het b. v. een feit dat in 1883 elf korpsen minder
dan 36 oefeningsdagen hadden.
Wanneer men daar de maandelijksche (gezamenlijke) oefeningen
afrekent, dan blijven voor individueele oefeningen 27 dagen over en
neemt men nu aan dat alle compagnieën gemiddeld met 50 0/o harer
sterkte daaraan deelnemen (hetgeen, zooals reeds werd aangetoond,
geenszins ongunstig is), dan ziet men dat elk geweerdragend man
gemiddeld ongeveer 65 patronen in de individueele oefeningen verschiet.
Nu moge men de opleiding in het tactisch schieten nog zoo op den
voorgrond plaatsen, individueele oefeningen, om den man tot een
bruikbaar schutter te vormen, blijven noodzakelijk en de vraag is dus
moet het verschieten van gemiddeld 65 patronen per man tot het
bereiken van dat doel voldoende worden geacht?
Houdt men rekening met alle omstandigheden, die op den gang-
van het onderricht hun invloed doen gelden, zoomede met het feit
dat een soldaat, om als afgericht te worden beschouwd, bij de depot
bataljons slechts 20 scherpe patronen behoeft verschoten te hebben,
zoowel individueel als in gesloten orde (Art. 20 sub d van de voor-
loopige instructie betreffende de depotbataljons Alg. Order N°. 74
van 1878), dan zal misschien wel worden toegegeven dat dit cijfer
van 65 patronen bepaald te weinig moet worden geacht.
Intusschen kan hieromtrent verschil van gevoelen bestaan, voora}
omdat het niet wel mogelijk is, bepaald uit te maken hoeveel patronen
men een man in een zeker tijdsverloop (een jaar of een schietseizoen)
moet laten verschieten, om hem onder goede leiding tot een voor den
oorlog bruikbaar schutter te vormen en de eenmaal erlangde vaardig
heid te onderhouden.