257 leiders of wagentjes HH, zoodat zij met die wagentjes als 't ware één geheel uitmaken en toch gemakkelijk kunnen worden uitgenomen. Die geleiders of wagentjes bewegen zich tusschen ijzeren leuningen a terwijl aan de vóór- en achterzijde van de wagentjes zich ijzeren schijfjes b bevinden, om de wrijving tegen de leuningen te beletten. In de bovenstijlen van de wagentjes bevinden zich gaten c, om de beenen door te laten van de verschillende soorten van schietschijven. De geheele ijzeren stelling is lang 9 M. en hoog 0.6 M. De leuningen en rails zijn van geslagen T-ijzer, om het doorbuigen te beletten. Aan het einde van de stelling dient een horizontaal rad K als geleider van het touw of trekkoord, terwijl aan het begin van de stelling het touw eerst over vaste katrollen C en vervolgens over een verticaal rad D loopt. Aan dit rad is een zwengel bevestigd, waarmede het trek koord door de wrijving in de verlangde richting wordt bewogen en de beweging mededeelt aan de schijven. De ijzeren stelling bestaat uit een voorstoel L een achterstoel K en 5 of 6 tusschenstoelen P, waaraan platte ijzeren staven met schroef en moer worden bevestigd, om te dienen als loopers en tevens als leuningen voor de schijvenwagentjes. Aan den voorstoel bevinden zich twee ijzeren buffers met getah-pertjah veeren, om den schok te breken, wanneer te hard mocht worden gedraaid. De ijzeren stelling wordt op de onderliggers vastgeschroefd en is te gen de schoten gedekt door eene voorliggende borstwering d. Op het begin van de ijzeren stelling, en gedekt door de borstwering van den waarnemingspost, is het schijvenhuisje P (tig. 29 en 30) ge bouwd, dat dient tot berging van schijven, zwengel, spiegel, aauwijsvlaggen, trekkoorden en verder materieel van de baan. Het geeft gelegenheid om de schijven te plakken, terwijl de voorzijde e in de sponningen van de beide staanders kan worden op en neer be wogen door middel van katrollen en koorden met tegenwichten. Deze voorzijde dient tevens als bord, om daarop van uit den waar nemingspostmet een aanwijsvlag de schoten aan te wijzen, die gelost zijn op de schijf, die vóór is geweest. Daartoe is dit bord e (aanwijsbord genoemd) beschilderd met eene afbeelding van gelijke grootte als de schijven, terwijl het bord zóó hoog boven de kruin van den waarnemingspost moet opgeschoven worden, dat van de standplaats van den schutter het aanwijzen van de laag gevallen schoten nog duidelijk kan worden waargenomen. 1886, Dl. II. 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 268