DE BUITENLANDSCHE VERLOVEN DER OFFICIEREN YAN HET NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER. In de elfde aflevering van den jaargang 1881 van liet Indisch Militair Tijdschrift komt een opstel voor over de verlofstraktementen der Indische officieren. De schrijver betoogt daarin, dat die verlofstrak tementen te gering zijn; staat verder het beginsel voor, dat ieder Eu ropeaan, die minstens tien jaar onafgebroken in Indië heeft doorge bracht, met verlof naar Europa moest gaan, om daar nieuwe krachten op te doen en frissche denkbeelden en opvattingen te krijgen en vindt het ten slotte onbillijkdat aan de officieren, wien een buiten- landsch verlof wegens ziekte wordt verleend, een hooger verlofstrakte ment wordt toegekend dan aan de anderen. Hoewel m. i. tegen dat betoog geene bedenkingen kunnen bestaan, is sedert nog geene verandering gekomen in de bepalingen op het verleenen van buitenlandsch verlof aan officieren. Nogmaals hierop de aandacht te vestigen en tevens de beginselen, waarop, volgens de meening van den schrijver van bovengenoemd opstel, het verleenen van buitenlandsch verlof moet berusten, in beschouwing te nemen, is het doel van dit opstel. In het slot van het aangehaald artikel somt de schrijver in zes punten zijne wenschen omtrent eene regeling der buitenlandsche ver loven op. Het eerste daarvan luidt „Een onafgebroken diensttijd van tien en vijftien jaren in Indië „geeft recht op een buitenlandsch verlof." De bepaling een onafgebroken diensttijd van tien en vijftien jaren in Indiëis m. i. eenigszins in strijd met het voorafgaand betoog van den schrijver. Daar toch wordt het beginsel voorgestaandat na een tówjarig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 288