279
vertrekken. Punten 4 en 5 van het aangehaald artikel, die dit anders
wensehen. kan ik dan ook niet goedkeuren
Hoe groot die traktementen zouden moeten zijn, kan ik moeielijk
bepalen, doch eene billijke verhooging van de thans vastgestelde is
alleszins noodzakelijk.
Er zijn echter nog meer bepalingen, betrekking hebbende op het
verleenen van buitenlaudsch verlof aan officieren, waardoor ongezonde
toestanden geboren worden en waarin wijziging zeer gewenscht zoude
zijn. Ik heb hier op het oog de bepalingen op het behoud van
aanspraak op bevordering bij buitenlaudsch verlof.
20 van de A O. No. 72 van 1878 luidt:
„o. Aan de officieren van het Indische leger van alle rangen,
„wapens en diensten, aan wie een verlof wegens lSjarigen onafge
broken dienst, geheel doorgebracht in rangen, waarin een verlot
„verkrijgbaar is, wordt verleend, kan behoud van aanspraak op be
vordering, welke hem zonder zoodanig verlof zoude zijn te beurt
„gevallen, worden toegekend.
„Dit voorrecht zal echter niet langer duren dan twee jaren, tenzij
„het verlot tot herstel van gezondheid mocht zijn verlengd.
enz.
„c. enz.
dWanneer officieren genoodzaakt worden het Indische leger
„tijdelijk te verlaten tot herstel van gezondheid, zullen zij, ook bij
„een korteren onafgebroken Indischen dienst dan van 15 jaren, aan-
spraak kunnen maken op het sub a hiervoren toegekende voorrecht,
„mits zij steeds met onderscheiding gediend hebben en volkomen
„geschikt geoordeeld worden tot het bekleeden van hoogere rangen.'
Van het bepaalde sub a wordt slechts weinig gebruik gemaakt;
toch zou het kunnen ver vallen,om dezelfde redenen, welke opge
geven zijn bij het opgemerkte over het toekennen van een hooger
verlofstraktement na een 15jarig verblijf in Indië.
Het bepaalde sub d werkt echter nadeelig. Wat de schijver in
het meergenoemde artikel op blz. 512 en 518 zegt over het toe
kennen vau hoogere inkomsten aan de officieren, die wegens ziekte
met buitenlaudsch verlof vertrekken, is ook op deze bepaling geheel
van toepassing.