290 de tegenwoordig gevolgde en hierboven met een enkel woord aan gestipte wijze van verstrekking aankleven. Ieder officier, die in de gelegenheid was de garderobe van een oppassend soldaat (geen goedverkooper), die eenige jaren in dienst was, in oogenschouw te nemenzal meermalen opgemerkt hebben, dat hij in het bezit was van verscheidene kleedingstnkken, die hij als surplus zijner uitrusting met zich voerde. Vooral Inlandsche militairen, die steeds het liefst hunne oude plunjes dragen, kunnen het daarbij tot eene aanzienlijke hoogte brengen. Hieruit blijkt dus, dat er van enkele kledingstukken feitelijk meer verstrekt wordt dan noodig is. Wat is nu het gevolg van die overtollige bezitting? Dat zoo die goederen vóór dien tijd niet door ongedierte, als mot, witte mieren, enz. worden onbruikbaar gemaakt, die, zoo gauw dit ongestraft kan gedaan worden, worden van de hand gezet, waartoe vooral wat de sergekleeding aangaat tal van afnemers te vinden zijn. Bovendien zijn die overtollige kleedingstukken den bezitter ook meermalen tot last. Bij iedere overplaatsing is hij verplicht die mede te slepen en wrnrdt alsdan dikwerf op meest voor hem zeer zware onkosten voor transport gejaagd. Het volgende nog niet lang geleden gebeurde strekke hiervan tot bewijs. Een Europeesch soldaat was van Soerabaia. naar Willem I over geplaatst en moest dus de reis derwaarts per spoor maken. In het bezit van eene vrij groote hoeveelheid kleedingstukken, die hem in een kist vergezelden, werd voor meerder transport per spoor, dan hem door den Lande daarvoor werd toegestaan, eene som geëischt die zijne financiën te boven ging. De man kon dus die vracht niet betalen en vertrok, terwijl zijne kist aan het station achterbleef'. Toen die bij het Subsistenten-kader te Semarang werd bezorgd, was zij opengebroken en de inhoud grootendeels verdwenen. Dat zoo iets niet in het voordeel van den soldaat is, behoeft geen betoog. Men zal nu vragen, waarom hij voor de overtollige kleedingstuk ken niet de halve geldswaarde heeft ontvangen, daar hij daartoe toch gerechtigd was? Die vraag is zeer juist; maar vooral wat sergekleeding en kapotjassen aangaat, is dat voor hem geen voordeel. Ook voor niet-militairen is die stoflage zeer goed te gebruiken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1886 | | pagina 301