UIT DA EN DELS' TIJD
Bij het zoeken in het Bataviaaseh Oud-archief naar gegevens om
trent de legerorganisatie van Daendels, kwamen mij toevallig eenige
bundels correspondentie onder de oogen, waaruit sommige gedeelten
eene niet onaardige bijdrage leveren tot kenschetsing van de militaire
toestanden in die dagen. Het waren rapporten, in het jaar 1810
door den oudsten brigadier en chef van den generalen staf, J. H.
Von Grutzlatf, te Batavia, gericht aan den maarschalk te Buitenzorg
of elders. Deze rapporten schenen eens of meermalen per week,
naarmate er bijzonderheden te berichten waren, of wel in verband
met de vertrekdagen der post, te worden ingediend. Zij behelsden
berichten omtrent het voorgevallene in het garnizoen en de noodige voor
stellen tot afdoening der hangende zaken. Daendels stelde dan zijne
disposition in margine en daarmede waren de zaken beslist.
Eenvoud en beknoptheid stonden bij deze wijze van correspondentie
op den voorgrond. Omslachtige behandeling werd geheel vermeden, zoo
dat er heel wat minder papier werd gebruikt dan thans in analoge
gevallen geschiedt; hoewel aan de andere zijde evenmin kan worden
ontkend dat de arbitraire afdoening, vooral in rechtszaken, niet immer
aan de billijkheid bevorderlijk zal zijn geweest.
Was er niets te berichten, dan schreef de chef van den generale»
staf beleefdheidshalve in den volgenden geest:
Aan
Zijne Excellentie den Hoog
Edele Gestrenge Heer Herman
Willem Daendels Maarschalk
Ik heb de Eer gehad, wel te
mogen ontvangen U. Excellenties
veel geEerde Aanschrijving van
gisteren, waar op niets te re
scripteren vallende en op dit ogen
blik aan U. Excellentie niets te
rapporteeren hebbende zo verEer
ik mij met het diepste Respect